Jan Pronk

Misplaatste euforie

Vice Versa, Oktober 2011

De euforie over de val van Khaddafi is onmiskenbaar, niet alleen in Libië, maar ook in het Westen. Terecht, want Khaddafi heeft zich al jaren geleden ontpopt als een dictator. Hij zette politieke tegenstanders gevangen en liet hen martelen. Hij leverde wapens aan rebellen in andere landen en was verantwoordelijk voor terroristische aanslagen. Na Nine Eleven nam hij zijn draai en werd hij een bondgenoot van het Westen. Europese ministers en regeringsleiders bestempelden Libie niet langer als een evil empire, maar omarmden het regime en gingen zaken doen. De Libische olie was meer dan welkom; de Libische petrodollars evenzo. In eigen land bleef Khaddafi dictator, maar zijn nieuwe vrienden knepen een oogje dicht. Daarvoor werden zij beloond. Khaddafi ging weliswaar door met andere Afrikaanse landen te destabiliseren, maar zei Al Qaida te bestrijden. Hij remde de stroom van Westafrikaanse vluchtelingen op weg naar Europa af en leverde asielzoekers uit aan de machthebbers voor wie zij waren gevlucht. Westerse geheime diensten die politieke gevangenen wilden onderwerpen aan hardere ondervragingstechnieken dan wettelijk was toegestaan, konden bij hem terecht.

Khaddafi kon lang aan de macht blijven omdat het Westen hem steunde. Die steun was politiek gemotiveerd: Khaddafi is als vriend minder gevaarlijk dan als vijand. Dat lijkt verstandig, maar het was niet consequent en ongeloofwaardig. Het is niet consequent hoge beginselen van democratie, goed bestuur en mensenrechten uit te dragen, maar bij de schending van die beginselen met twee maten te meten. Dat maakt kritiek ongeloofwaardig en niet effectief: waarom zou een bekritiseerd regime zich er iets van aan trekken? Burgers van autoritair geregeerde landen, hunkerend naar democratie en naar bescherming van lijf en goed, verwijten het Westen hypocrisie, en dat niet zonder reden. Zij vragen: waarom kregen Mubarak in Egypte en Musharraf in Pakistan zoveel steun? Waarom wordt zo nauw samengewerkt met Bashir in de Soedan en met de Israelische bezetters van Palestijnse gebieden? Waarom wilde het Westen in de jaren tachtig zo graag zaken doen met Saddam Hussain in Irak? Weliswaar was hij Kuwait nog niet binnengevallen, maar hij voerde een bloedige oorlog met Iran en heerste binnen eigen land als een wreed despoot.       

Men kan niet alle misstanden tegelijk bestrijden. Westelijke landen hebben in de Veiligheidsraad en elders steun nodig van China en Rusland en andere landen, waaronder vele autoritair geregeerde ontwikkelingslanden. Critici binnen die landen begrijpen dat ontwikkelingsrelaties worden aangegaan met autoritaire regimes, om in deze landen armoede te bestrijden, een betere bestuurscapaciteit op te zetten, het onderwijs, de rechtsstaat en de democratisering te bevorderen. Maar de grens ligt bij wapenleveranties, steun aan geheime diensten, de bevordering van de eigen commerciele belangen, politiek handjeklap en steun bij de onderdrukking van de bevolking.

Meer dan euforie over de val van Khaddafi, past ons schaamte over de steun die hem is verleend voordat hij viel, steun die hem in het zadel hield.

Er is een tweede reden om niet zo euforisch te zijn. Dat Khaddafi zou vallen stond pas vast toen de NATO ging bombarderen. De NATO, het militaire bondgenootschap van Westelijke landen, had van de VN Veiligheidsraad het mandaat gekregen alle middelen in te zetten die nodig waren om burgers tegen het regime te beschermen. Voor het eerst in de geschiedenis van de Veiligheidsraad was een resolutie aangenomen die een militaire interventie rechtvaardigde op basis van het nieuwe beginsel Responsibility to Protect (R2P). De Navo heeft dat mandaat eenzijdig opgerekt om het regime in Libie te verdrijven. Dat moge niet onlogisch klinken, maar het was niet legitiem. Het gevolg zal zijn dat een R2P Resolutie ten opzichte van andere regimes voorlopig geen schijn van kans heeft in de Veiligheidsraad.

Tel uit je winst.