Jan Pronk

Dries van Agt. Provo après la lettre

Nijmegen, Concertgebouw ‘De Vereeniging’, 5 maart 2024

Als lid van het kabinet Den Uyl keek Dries van Agt anders naar Israël, de Palestijnen en de Arabische wereld dan later. Het kabinet den Uyl stond tijdens de Jom Kippoer oorlog en op weg naar Camp David pal achter Israël. Die oorlog en de oliecrisis die de OPEC over de wereld afriep heeft de opstelling van het kabinet sterk beïnvloed. Een van ons, Henk Vredeling, minister van Defensie, leverde zonder het kabinet in te lichten wapens aan Israël. Dat we toen Israël steunden noopt tot bescheidenheid wanneer we het huidige kabinet kritiseren. Met van Agt was ik geschokt door de misdadige aanval van Hamas op burgers in Israël. Maar met van Agt en The Rights Forum, met de oud-ambassadeurs die  zich gezamenlijk hebben uitgesproken en ook met de ambtenaren die wekelijks demonsteren voor de deur van het ministerie van Buitenlandse Zaken, beschouw ik de onvoorwaardelijke steun van de Nederlandse regering aan Israël, het vergoelijken van uithongering  en vernietiging van een heel volk en de schendingen van internationaal recht, ook door Nederland zelf, als schaamteloos en schandalig. Het ombrengen van tienduizenden ongewapende burgers die nergens heen kunnen heeft niets te maken met het uitoefenen van een zogenaamd recht op zelfverdediging. Maar we hebben als politici uit een vorige generatie een laagje boter op het hoofd, ook al zijn de misdaden tegen de menselijkheid van het huidige Israëlische regime onvergelijkbaar met de militaire operaties een halve eeuw geleden.   

Van Agt is verweten dat hij pas laat een andere opstelling koos.  Ik zei hem dat in een dubbelinterview dat Frenk van der Linden ons afnam in 2007: “Had je dat niet eerder kunnen zeggen?” vroeg ik, toen hij zei het eens te zijn met Jimmy Carter en Desmund Tutu dat de bezettingspolitiek van Israël neerkwam op Apartheid. “Ja, ik ben tekort geschoten”,  zei van Agt. “Maar ik wil wel aantekenen dat in het kabinet Den Uyl niemand – dus ook de PvdA’ers niet – de staat Israël kritiseerde”. 

Overigens liet Van Agt zijn houding ook destijds niet bepalen door politieke overwegingen maar door het recht. De eis van de ontwikkelingslanden om een Nieuwe Internationale Economische Orde te scheppen kwam uit de koker van de Arabische landen. Ik had daarvoor publiekelijk begrip getoond. Dat nam niet ieder lid van het kabinet mij in dank af. Maar Van Agt stemde in: de internationale orde was niet rechtvaardig. Men had het recht hervorming te eisen, aldus Van Agt.

Die houding nam hij ook in tegenover het Palestina Comité in Nederland. Ik steunde dat uit de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking. Wiegel was furieus: je kunt toch geen critici van de regering steunen met geld van de belastingbetaler? Maar in het kabinet zei Van Agt dat het voor een goede werking van de democratie juist aanbeveling verdient ook oppositionele geluiden te faciliteren.  

Het was binnen dat kabinet niet altijd pais en vree. PvdA’ers en Van Agt stonden vaak lijnrecht tegenover elkaar: de groetplicht en het verbod op lang haar in het leger, de abortuskliniek van Bloemenhove en de hervormingswetsontwerpen van Den Uyl.  Bij al die onderwerpen was Van Agt geen partijpoliticus (hij liet zich ook door Andriessen niet sturen) maar jurist. Dat loopt wel eens door elkaar en Van Agt was politicus genoeg om daar gebruik van te maken. Dat gaf spanningen, maar we kwamen er altijd uit. Dat lukte ook omdat Van Agt zich inschikkelijk kon tonen. Bij de leverantie van kernvaten aan Zuid-Afrika  waren we tot op het bot verdeeld. Het liep door de politieke partijen heen. Van Agt was voor, ik tegen, maar ik zou de stemming niet kunnen meemaken omdat ik in New York werd verwacht. Mij  werd vergund mijn stem over te dragen aan een medekabinetslid. Dat was ongebruikelijk, maar Van Agt ging ermee akkoord, wetend dat hij de stemming dan zouden verliezen.

Soms liep het anders. Zo leidde Van Agt een kabinetsdiscussie over gezinshereniging van migranten. Het ging om een soort na-reisrecht, net als het afgelopen jaar, toen Rutte 4 erover viel. Ik was voorstander van een verruiming en baseerde me op Keerpunt 72, het verkiezingsprogramma van de progressieve drie. Van Agt was onbuigzaam: “Keerpunt 72, mijn waarde, is jullie akkoord, niet het mijne.” De verruiming was van tafel.

Van Agt hield ons scherp. Soms leek hij erop uit de zaak te ontregelen, bijvoorbeeld door eerder naar huis te gaan, een wielerwedstijd te bezoeken, helemaal niet te komen, of minuten lang te zwijgen wanneer hem het woord gegeven werd. Maar hij werd gerespecteerd en we bleven bij elkaar, althans tot er beslist moest worden over de grondpolitiek. Toen was het voorbij.

We komen als leden van het kabinet Den Uyl ieder jaar samen op de eerste maandag van september. We bezondigen ons niet aan social talk, maar discussiëren met hetzelfde vuur als toen. We bespreken de politiek van vandaag, zonder terugkijken. Maar Van Agt wilde dat laatste toch graag. Talloze malen verontschuldigde hij zich voor de manier waarop hij Den Uyl had dwarsgezeten. “Het was zelfbescherming”, zei hij. “Den Uyl torende hoog boven iedereen uit, ook boven mij”. Hij kwam er ieder jaar op terug. We zeiden dat hij zich niet hoefde te verontschuldigen. “Het is gewoon politiek, zo gaat dat nu eenmaal en daarna ga je weer verder. Het was spannend, maar ook leuk”, vonden we. “Je was een van ons en bent dat nog steeds”.  

Dries heeft dat ook zelf zo gevoeld. Hij zocht zijn kameraden uit het kabinet Den Uyl op. Hij woonde ver buiten Den Haag en je wilde hem een reis naar een inaugurele rede of boekpresentatie in het westen besparen, maar hij kwam uit zichzelf en zat in het gehoor. Dries en ik hebben vaak met elkaar gepraat en uiteindelijk zijn we vrienden geworden.  

Ik geloof dat Dries zich schuldig voelde dat het tweede kabinet Den Uyl er nooit kwam. Hij had dat gedwarsboomd en was onverwachts met Wiegel in zee gegaan. Dat was politiek aantrekkelijker voor het CDA en hemzelf. Vanuit de PvdA is hem dat kwalijk genomen, maar van verraad was geen sprake. De fouten werden door de PvdA gemaakt: we onderhandelden arrogant, want we hadden veel gewonnen en dachten dat de mensen in het land gekozen hadden voor een regering over links. Vandaag de dag herhaalt de geschiedenis zich in tegenovergestelde richting.

In een krant die na zijn overlijden verscheen werd hij een machtspoliticus genoemd. Die journalist had er niets van begrepen. Van Agt zocht geen macht, noch voor hemzelf, noch voor zijn partij of regeringscoalitie. Het ging hem om de mensen en om het recht, in Nederland, Brabant, Japan, Europa, Israël en Palestina, overal waar hij zijn hart had verpand. De inhoud stond voorop, maar hij hield van het politieke spel en het theater, van de wedstrijd tussen  journalisten en de bubbel in Den Haag. Hij hield van Eugenie en van het thuis dat zij hem bereidde als hij terugkwam uit Den Haag. We kenden haar als een lieve vrouw, bescheiden, wijs, zonder ponteneur. Over haar sprak hij vaak en met warmte. Hij hield van woorden, speelde daarmee, genoot van zijn eigen retoriek. Hij genoot van fietsen, van het publiek langs de weg, het applaus voor de wielrenners en voor hem zelf. Hij kon daarmee koketteren en deed dat graag. Toeschouwers mochten denken dat het niet erg serieus was. Dat was het wel: achter een provocerende stellingname school een inhoudelijk politieke keus. Dries van Agt was een provo après la lettre.

En hij was moedig. Wat tegenstanders van hem vonden deerde hem niet. Wanneer de pers hem wegzette als iemand uit het verleden die er niet meer toe deed, als hij in zijn partij werd opzijgeschoven omdat hij het gedachtengoed verloochende  (het lag juist andersom!), als rioolratten hem beschimpten in sociale media beschimpten, dan zette hij juist door.  Dat gold de laatste decennia vooral het onrecht dat de Palestijnen werd aangedaan en het wegkijken door het Westen. Hij richtte het Rights Forum op, mobiliseerde politieke collega’s uit verschillende politieke partijen en juristen voor wie het recht ging boven het dienen van de macht. In 2011 nam hij ons mee naar Gaza. Ik had Gaza meermalen bezocht, maar toen was Arafat nog aan het bewind en waren er binnen Gaza nog niet zoveel slachtoffers gevallen. Praten met Hamas was iets anders. Van Agt luisterde, stelde alle vragen die gesteld moesten worden en aarzelde niet Haniyeh en anderen tegen te spreken. Hij was een echte premier.  

  

 

Jan Pronk

 

Herdenkingsbijeenkomst Dries van Agt.

Nijmegen, Concertgebouw “De Vereeniging”, 5 maart 2024