Jan Pronk

Human Rights Watch: kijken en doen

Vlaardingen, 13 maart 2007

Hebben de mensenrechten de toets der tijd doorstaan?
 
Bij het aanvaarden van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens in 1948 heeft de internationale gemeenschap uitgesproken dat deze geldt als een gemeenschappelijke standaard, te bereiken door alle naties. Het is geen westerse, maar een universele standaard. In de Verklaring zijn de normen en waarden neergelegd waar elke staat aan moet voldoen. Zestig jaar lang heeft zij gefunctioneerd als een unieke toetssteen, als de enige, algemeen geldende, universele maatstaf. De aanvaarding was een doorbraak in de geschiedenis van de mensenrechten. Niet, omdat iedere staat thans aan deze normen voldoet - verre van dat - wel, omdat er een hechte basis is gelegd voor internationale betrokkenheid bij de mensenrechten, juist ook ten opzichte van de staten die er niet aan voldoen. Mensenrechten zijn een legitieme zorg van de internationale gemeenschap gaan vormen, een aanvaard uitgangspunt voor internationale bemoeienis met het binnenlandse beleid van overigens soevereine staten. De Verklaring is uitgewerkt in een aantal verdragen van grote politieke betekenis en met internationale rechtskracht. Niet alleen staten kunnen zich erop beroepen, maar ook individuele personen en groepen zelf, al dan niet via hun overheden. Dat geldt voor alle landen. Dat gaat niet zonder slag of stoot, maar overal in de wereld vormt de Verklaring een sterke steun in de rug van mensen die zich inzetten voor de mensenrechten. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens was een doorbraak in het proces van globalisering: de globalisering van waarden.
 
Inmiddels is de wereld sterk veranderd. Er zijn er veel meer staten bijgekomen. Vele hunner accepteren de Universele Verklaring weliswaar formeel, al was het slechts omdat zij daar krachtens hun lidmaatschap van de Verenigde Naties aan gebonden zijn, maar hebben vaak geprobeerd nuances aan te brengen.
 
Zo is de opvatting verdedigd dat de mensenrechten toch een Westers concept vormen, destijds door de Verenigde Naties als grondslag aanvaard, toen nog weinig niet-westerse landen er lid van waren. Ook is vaak beweerd dat er onderscheid gemaakt moet worden al naar de culturele achtergrond van samenlevingen, of naar gelang van de economische mogelijkheden die landen hebben om de mensenrechten in volle omvang te eerbiedigen. Er is ook gesteld dat tegenover rechten plichten staan en dat mensen slechts dan aanspraak kunnen maken op de eerbiediging van hun grondrechten, wanneer zij hun plicht vervullen ten opzichte van de staat waarvan zij die eerbiediging verwachten. Met name in de jaren negentig zijn heftige politieke debatten gevoerd over het al dan niet universele karakter van de mensenrechten. Deels was dat het gevolg van de uitbouw van de Universele Verklaring met verklaringen over de economische, sociale, politieke en culturele rechten, en over de rechten van de vrouw en van het kind. Maar deels was het zuiver politiek, omdat nieuwe naties zelf wensten te bepalen hoe zij hun samenleving zouden inrichten. Dat was begrijpelijk en acceptabel, maar de kern moest overeind blijven: het recht van ieder mens om te leven, te overleven, zinvol te leven, samen te leven met anderen en zelf de zin te bepalen van het eigen leven zonder op welke manier dan ook hetzelfde recht van een ander te beperken. Het recht op dit alles zonder onderscheid tussen mensen, ongeacht hun afkomst, ras, etnie, sekse of geloof. Die kern is ook overeind gebleven. De debatten hebben op een aantal punten weliswaar geleid tot verwaterde teksten en tot compromissen, maar de uitspraak van de Conferentie van Wenen van 1993 staat nog steeds recht overeind: All human rights are universal, indivisible and interdependent and interrelated. The international community must treat human rights globally in a fair and equal manner, on the same footing, and with the same emphasis. While the significance of national and regional particularities and various historical, cultural and religious backgrounds must be borne in mind, it is the duty of states, regardless of their political, economic and cultural systems, to promote and protect all human rights and fundamental freedoms. Dat is een ferme basis om elkaar aan te spreken.
 
Overigens, het officiële debat werd gevoerd tussen beleidsmakers, diplomaten, politici en regeringen. Het was geen dialoog tussen burgers en slachtoffers van regimes. Voor zover zij hun stem konden laten klinken was het overduidelijk: het verdriet van een moeder over de verkrachting van haar dochter, de verdwijning van haar zoon, de moord op haar echtgenoot, de verdrijving van de familie uit huis en dorp, politiegeweld tegen buren en vrienden is overal over de hele wereld even groot. De ervaring van de pijn en het leed veroorzaakt door mensenrechtenschendingen is voor alle mensen gelijk, in Azië, Afrika, Latijns Amerika en het Midden Oosten niets minder dan in Europa en de Verenigde Staten. Alleen al om die reden zijn de mensenrechten universeel.
 
Sinds het ontstaan van de Verenigde Naties zijn er niet alleen meer staten bijgekomen, ook zijn de gewelddadige conflicten in de wereld van karakter veranderd. Er zijn thans meer binnenlandse conflicten dan conflicten tussen staten. Bij die conflicten zijn partijen betrokken die zich niet veel gelegen laten liggen aan internationale verdragen. Vooral na de Koude Oorlog zijn we geconfronteerd met tal van escalerende binnenlandse conflicten, die over staatsgrenzen heen reiken en leiden tot fragmenterende staten. Respect voor de mensenrechten en voor de internationale instanties en instrumenten die deze moeten waarborgen is bij dit geweld vaak ver te zoeken. Dat is inherent aan die conflicten. Zij richten zich immers niet alleen tegen andere groepen binnen dezelfde staat, maar vaak ook tegen de staat op zichzelf, zeker wanneer die gecontroleerd wordt door een andere sociale, economische, etnische, religieuze of nationale groep. Het conflict, ook wanneer de strijd gericht is op de overname van de staat, leidt vaak in eerste instantie tot een aanval op de staat, tot de ontmanteling daarvan, en dus ook tot de onttakeling van het recht. Dat recht wordt dan immers niet gezien als neutraal, laat staan als medestander, doch als tegenstander, als een instelling die de normen en waarden van de tegenpartij behelst en dus bestrijding verdient. Daarom maken de strijdende partijen binnen dit soort conflicten veelal geen onderscheid meer tussen burgers en combattanten, tussen tegenstanders en neutralen, of tussen humanitaire hulp en politiek. Het is voor of tegen, een derde weg bestaat niet. In dat soort situaties raken zowel recht als humaniteit zoek. Daarom zijn oorlogsrecht en mensenrechten in geweldsituaties binnen staten veel kwetsbaarder dan in interstatelijke conflicten.
 
Er is een derde verschijnsel. Het einde van de Koude Oorlog zou niet alleen een eind hebben moeten brengen aan de grote conflicten - quod   non - maar zou ook overal ter wereld de democratisering van de staat dichterbij hebben moeten brengen. Het jaar 1989 leek een eind te hebben gebracht aan de knechting van mensen in de dictaturen van Oost Europa en aan de beperking van vrijheden in van mensen in het Zuiden van de wereld, die voor hun land een andere koers wensten dan een alliantie met een van beide partijen in de Koude Oorlog. Althans, dat hoopten we. De Koude Oorlog was weliswaar meer dan een ideologische strijd tussen dictatuur en democratie, maar na 1989 zouden democratiseringsprocessen, die zelf zo belangrijk zijn voor de handhaving van de Rechten van de Mens, alle kans krijgen. Dat is ook een tijdlang het geval geweest. Echter, het proces van democratisering is gestokt. Dat had voor een deel te maken met de uitwassen van het kapitalisme, die leidden tot een versterking van regimes waarvan het voortbestaan in het belang was van ongecontroleerde buitenlandse financiële en economische machten. Deels stokte het democratiseringsproces omdat westerse landen, die het concept democratie probeerden uit te dragen in de wereld, lang niet altijd geloofwaardig optraden en ook zelf democratische beginselen schonden. Maar het wereldwijde democratiseringsproces stokte ook ten gevolge van de steeds scherpere religieuze en culturele tegenstellingen in de wereld. Die tegenstellingen waren deels echt, deels gemanipuleerd, deels vermeend. Maar zij leidden hoe dan ook tot verkramping en tot het inperken van de rechten van mensen binnen samenlevingen en staten op zoek naar een eigen identiteit. Dat gold vooral de rechten van mensen die probeerden in die tegenstellingen - echt, gemanipuleerd dan wel vermeend - een positie in te nemen die het regime niet welgevallig was.
 
Een vierde verschijnsel maakte het nog moeilijker de mensenrechten hoog in het vaandel te houden. Sedert het begin van het nieuwe Millennium hebben bijna alle staten in de wereld er voor gekozen zeer hoge prioriteit te geven aan hun nationale veiligheid. Dat geldt voor zowel de binnenlandse als de buitenlandse politiek. Binnenlands, bijvoorbeeld, door een regime als dat van Soedan, dat om de staat te redden en zelf in het zadel te blijven, in Darfur honderd- tot tweehonderdduizend mensen om het leven heeft doen brengen. Internationaal, bijvoorbeeld, door westerse landen die buitenlandse militaire interventies plegen in de strijd tegen het terrorisme, die gevangenen maken over de grens en deze een eerlijk proces onthouden. In beide situaties heeft dit geleid tot actie en reactie, tot wraak, revanche en retaliatie en tot een explosie van geweld. Daarbij achten partijen zich ten opzichte van elkaar gelegitimeerd de handhaving van de mensenrechten in de ijskast te zetten. Sommigen hechtten er toch al weinig waarde aan. Anderen menen dat zij daartoe gerechtigd zijn, omdat de tegenstander het ook doet. Soms achten zij zich gelegitimeerd uit het oogpunt van de veiligheid van de staat. In al deze gevallen worden gevangenneming zonder vorm van proces, verkrachting, marteling, verdwijning en moord een politiek instrument.
 
Hoe kan ik dan volhouden dat de wereldwijde aanvaarding van de Universele Verklaring van de Mensenrechten een mijlpaal is geweest in onze geschiedenis? Omdat zich een vijfde verschijnsel heeft voorgedaan: de globalisering van de civiele samenleving die in de mensenrechten gelooft en bereid is voor de handhaving daarvan actie te voeren. Het is een tegenwicht tegen de globalisering van die schendingen zelf: mensensmokkel, vrouwenhandel, wapenexport, haat-zaai via Internet. Met de globalisering van de civiele samenleving bedoel ik niet de Mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties of het instituut van de Hoge Commissaris en evenmin de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad. Die instellingen zijn verlamd door onderlinge tegenstellingen tussen de natiestaten verlamd en komen niet veel verder dan telkens weer een nieuw onderzoek, een nieuwe missie, een nieuw rapport, nog een resolutie, verklaring of persbericht. Aan de mensenrechten wordt veel lippendienst verricht. Op schendingen ervan volgt weinig actie, zeker niet door instellingen die destijds aan de wieg hebben van de Universele Verklaring op de bres zouden moeten staan voor de handhaving daarvan.
 
Waar ik wel op doel zijn groepen en organisaties en netwerken zoals Human Rights Watch, aan wie vandaag de Geuzenpenning wordt uitgereikt. Zij zijn het niet moe om telkens opnieuw de schendingen van mensenrechten, waar ook ter wereld, te belichten, daarover te rapporteren, actie te voeren, op te roepen tot effectieve maatregelen. Zij doen dat professioneel, deskundig, met getuigen en met behulp van experts en uit binnen- en buitenland. Zij laten de feiten spreken. Zij verbreken de stilte. Zij geven slachtoffers het gevoel dat zij niet vergeten worden, maar dat anderen, elders in de wereld, solidair met hen zijn. Daaruit putten die slachtoffers nieuwe moed en kracht. Zij zorgen ervoor dat machthebbers, die proberen weg te kijken en de schendingen negeren, zich gaan schamen.
 
Ik weet uit eigen ervaring hoe lastig het kan zijn voor politici, ook wanneer zij trachten het beste er van te maken - via stille diplomatie, het sluiten van redelijk lijkende compromissen of het ontwerpen van resoluties die niet bij voorbaat tot mislukken zijn gedoemd - om bekritiseerd en uitgedaagd te worden door mensenrechtenadvocaten, activisten en organisaties als Amnesty International en Human Rights Watch. Hun kritiek wordt niet altijd als redelijk ervaren, als niet opportuun, zonder begrip voor de noodzaak die voortvloeit uit het internationaal recht, om in de internationale politiek het evenwicht te bewaren tussen de soevereiniteit van de staat en de protectie van de burger. Ik heb die irritatie ook zelf wel gehad. Maar ik weet: zonder organisaties als Human Rights Watch zou de wereld er nog slechter uitzien. Zij zijn consequent in hun kritiek, geloofwaardig in hun onpartijdigheid, omdat zij alleen partij kiezen voor slachtoffers. Zij zijn absoluut in hun veroordeling van de schendingen van mensenrechten
 
Is dat absolutisme gewettigd? Een kleine tien jaar geleden schreef Philip Gourevitch, een journalist die ook zelf uitgebreid geschreven heeft over schendingen van mensenrechten, bijvoorbeeld in Rwanda, een artikel in de New Yorker, waarin hij kritiek uitoefende op "the simplistic absolutism of those who speak of human rights and democracy as if they must be arrived at overnight". Hij verweet activisten die regimes bekritiseren die zij verantwoordelijk houden voor mensenrechtenschendingen, dat deze het zicht hebben verloren op de complexe context waarin deze schendingen plaatsvinden. "Human rights activists hate to compare atrocities" zo luidde zijn verwijt. Wat is erger: de dood van de Hutu vluchtelingen in Kivu of de genocide tegen de Tutsi's die daaraan vooraf ging in Rwanda? Wat is erger, het lot van de slachtoffers van de Taliban of dat van de burgers die gedood worden bij de bombardementen in Afghanistan waarmee de geallieerden de Taliban bestrijden of het lot van de gevangenen in Guantanamo? Wat is erger, de moord op vrouwen en kinderen door de Janjaweed in Darfur, of die van mensen die behoren tot een stam die door de Darfur rebellen verdacht wordt te heulen met de regering? Wat is erger, het lot van de slachtoffers van Saddam Hussein of het lot van de slachtoffers van het geweld dat in Irak is losgebarsten na de inval door Verenigde Staten om Saddam te verdrijven? Mogen we accepteren dat er slachtoffers vallen, als collateral damage, in de strijd tegen een erger kwaad?
 
Gourevitch heeft een punt. Mensenrechtenactivisten brengen doorgaans geen nuances aan en vergelijken niet. En dat is maar goed ook. Want vergelijken en nuanceren leidt snel tot relativeren en vergoelijken. Alles begrijpen wordt alles vergeven. En dat kan niet de bedoeling zijn van het vestigen van een nieuwe staat, een nieuw regime, nieuw recht of van een democratische rechtsorde.
 
"Human rights must be arrived at overnight", om Gourevitch te parafraseren. Met minder kunnen we niet toe. Iedere schending van mensenrechten is er een te veel.
 
Vandaag wordt de Geuzenpenning 2007 uitgereikt aan Human Rights Watch. De organisatie wordt er mee geëerd voor het vele werk dat zij heeft verricht om te voorkomen dat de Universele Verklaring van de Mensenrechten nog meer geweld wordt aangedaan, het daverende geweld van de wapens en het stille geweld van de lippendienst. Human Rights Watch begon haar werk in 1978, met het monitoren van de uitvoering van de Helsinki akkoorden en werd daarna wereldwijd actief: aan de kaak stellen van mensenrechtenschendingen in Afrika en Latijns Amerika, strijd tegen landmijnen, lobbyen voor het Internationaal Strafhof, actie voor een rechtvaardige bejegening van asielzoekers en vluchtelingen. Human Rights Watch presenteert de feiten gedetailleerd, accuraat en verifieerbaar en heeft zich alom groot gezag verworven.
 
Tien jaar geleden werd Human Rights Watch de Nobelprijs toegekend. Vandaag volgt de Geuzenpenning. Human Rights Watch zal de penning in ontvangst willen nemen als blijk van erkenning en waardering. Human Rights Watch zal er echter niet tevreden mee zijn. Om verdere schendingen van mensenrechten te voorkomen is meer nodig. Meer luisteren naar haar rapportages omtrent schendingen die in de praktijk plaatsvinden. Beter luisteren naar haar aanbevelingen om daar een eind aan te maken. Meer actie om de universaliteit van de beginselen te waarborgen in de praktijk. Minder lippendienst. Dat zal Human Rights Watch mogen verwachten.
 
Human Rights Watch kijkt, schrijft en rapporteert. We kunnen haar het beste eren door mee te kijken, te luisteren en te doen.
 
 
 
Jan Pronk
Toespraak ter gelegenheid van de uitreiking van de Geuzenpenning 2007 aan Human Rights Watch,
Vlaardingen, 13 maart 2007