Jan Pronk

Burgers zonder grenzen

Vrij Nederland, 16 Februari 2008

"Vietnam? Daar is het toch allemaal mee begonnen?". Dat vroeg iemand toen ik vertelde over het veertig jarig jubileum van het Medisch Comité Nederland Vietnam. Inderdaad, in 1968 begon het. Dat was het jaar dat de tegenspraak doorbrak, in de Verenigde Staten, Europa en ook Nederland. Tegenspraak tegen autoriteiten, op tal van gebieden. Voor velen gold het verzet tegen de Amerikaanse Vietnam politiek als katalysator.

Dat verzet nam verschillende vormen aan: demonstraties, teach-ins, inzamelingen, actie comités. Het Medisch Comité verschafte hulp in de vorm van medicijnen en medische instrumenten, verscheepte een ziekenhuis, onderhield kontakten met Vietnam, verschafte informatie over de situatie daar en oefende politieke druk uit op de regering om zich van de Amerikaanse politiek te distantiëren.

Dat actiemodel is destijds wijd en zijd toegepast. Voor vele landen werden comités opgericht: het Angola comité, het Palestina comité, het Indonesië comité, het Chili comité, het Nicaragua comité, enzovoort. Het ging altijd om landen in conflict of in grote armoede. De solidariteitscomités combineerden het geven van hulp met het verstrekken van informatie en met politieke campagnes.

De oorlog in Vietnam is voorbij. Het land maakt een geweldige economische ontwikkeling door. De verhouding met de Verenigde Staten is goed. Bezoekers tonen zich verrast door de sfeer van verzoening die zij er aantreffen. Maar toch ondervindt Vietnam nog steeds de gevolgen van de oorlog. Een daarvan is het grote aantal slachtoffers van Agent Orange, het door de Amerikanen in de strijd tegen de guerrilla toegepaste ontbladeringsmiddel. Tal van mismaakte kinderen zijn geboren en de opvang is slecht. Voortgezette hulp heeft zin.

Dat doet het Medisch Comité, naast andere activiteiten. Eigenlijk is alleen dit comité nog actief. De meeste andere zijn ter ziele. Sommige bestaan nog wel, maar hebben weinig invloed. Hun teloorgang is te betreuren. Doorgaans vindt normalisering van de verhoudingen in een land, na een periode van geweld, slechts geleidelijk plaats. Men zal herstel en wederopbouw ter hand moeten nemen, vluchtelingen en ontheemden laten terugkeren, hulp aan oorlogsslachtoffers voortzetten, het opflakkeren van nieuw geweld voorkomen, mensenrechtenschendingen tegengaan, oorlogsmisdaden berechten, verzoening bevorderen en democratisering ondersteunen. De internationale gemeenschap is maar al te gauw geneigd snel over te gaan tot de orde van de dag en de verdere gang van zaken over te laten aan de markt. Echter, juist na een gewelddadig conflict is veel aandacht nodig, solidariteit, steun en waakzaamheid om een terugval te voorkomen. Wanneer regeringen daarin te kort schieten kunnen burgers inspringen, bijvoorbeeld in het kader van solidariteitscomite's.

Georganiseerde solidariteit tussen burgers van verschillende landen lijkt niet meer van deze tijd. De wereld is veranderd. Het is nu moeilijker dan destijds om mensen te mobiliseren. Dat is te betreuren, niet alleen omdat er na het tekenen van een vrede nog zoveel werk valt te verzetten, maar ook omdat nog zoveel geweld doorgaat (bijvoorbeeld rond Israël en Palestina) en omdat vele nieuwe gewelddadige conflicten zijn ontstaan. Waar zijn de comités voor Afghanistan, Sri Lanka, Irak, Ethiopië, Eritrea, Soedan, Kenia, Somalië, Congo en Tsjaad?

Misschien komt het door de veelheid van informatie beschikbaar via Internet. Misschien laten we het graag over aan professionele hulporganisaties. Misschien zijn mensen beter te mobiliseren voor algemene thema's als milieu, klimaat of vluchtelingen dan voor afzonderlijke landen. Dat is niet verkeerd. Maar het geven van hulp, het verschaffen van informatie, het leggen van contacten, het mobiliseren van de publieke opinie en het uitoefenen van politieke druk in combinatie met elkaar is geen overleefd actiemodel. Naast Artsen Zonder Grenzen is er een grote behoefte aan Burgers Zonder Grenzen.

Column Vrij Nederland

16 februari 2008

Jaargang 69, nr 7, p. 17