Jan Pronk

Conflict in Syrië verdient oplossing

Trouw, 8 juni 2013

Originele artikel, 220KB

Een jaar geleden werd bestond de vrees dat het conflict in Syrië zou uitmonden in een burgeroorlog. Dat stadium zijn we voorbij: het is een internationaal conflict geworden, waarin meerdere landen en partijen lijnrecht tegenover elkaar staan. Rusland, Iran en Irak steunen het de regering. Saoedi Arabië, Qatar, Jordanië en Turkije helpen de opstandelingen. De rebellen zijn onderling sterk verdeeld, niet alleen omdat hun motieven verschillen, maar ook omdat zij vanuit het buitenland door partijen worden gesteund die zelf verschillende belangen hebben. Bovendien worden bestaande tegenstellingen binnen andere landen door het Syrische conflict verscherpt: vanuit Irak vechten Soennieten aan de kant van de opstandelingen; vanuit Libanon steunt de sjiitische Hezbollah het regime, terwijl Libanese Soennieten en Christenen zich uitspreken ten gunste van de tegenstanders. Het Syrische leger en de rebellen bevechten elkaar ook op Libanees grondgebied. Binnen Turkije nemen de Koerden een positie in die niet spoort met die van de regering. Israël heeft zich tot nu terughoudend getoond, maar wel wapentransporten binnen Syrië gebombardeerd. Israël heeft bovendien gedreigd met verdere bombardementen, wanneer de door Rusland aan Syrië beloofde luchtdoelraketten arriveren.

De steun aan de strijdende partijen in Syrië is deels politiek, deels financieel en deels militair. Naarmate het conflict voortduurt, wordt de politieke steun extremer. Geld, wapens en buitenlandse strijders komen overvloedig beschikbaar.. Syrië is een kruitvat, meer dan Libië twee jaar geleden, en ook meer dan Irak aan het begin van deze eeuw.

Het is eigenlijk angstaanjagend. De burgeroorlog in Syrië kan uitlopen op een regionale oorlog tussen Soennieten en Sjiieten, over nationale grenzen heen. Het conflict kan ook resulteren in langdurige burgeroorlogen binnen de buurlanden van Syrië. Het kan uitmonden in oorlogen tussen landen, bijvoorbeeld tussen Israël en Libanon of tussen Israël en Iran. Vanuit Rusland wordt het conflict gevoed met wapenleveranties aan het regime. Europa is verdeeld en wist niets beters te doen dan een eerder afgekondigd wapenembargo te laten aflopen, zodat gematigde groepen opstandelingen van wapens kunnen worden voorzien. Dat zal niet op korte termijn gebeuren, net zoals de nieuwe Russische raketten nog niet zijn geleverd, maar het politieke signaal is desastreus: vecht het maar uit, we zien geen politieke oplossing meer. Vanuit Frankrijk en Engeland wordt wel gezegd dat het openen van de mogelijkheid van wapenleveranties aan de rebellen een politiek signaal is aan Assad, die daardoor meer bereid zal zijn te onderhandelen, maar dat gelooft niemand. De militaire positie van het regime Assad is sterker dan een jaar geleden. Bovendien, hoe kan er nu nog een onderscheid gemaakt worden tussen gematigde rebellen en extremisten? Naarmate het conflict langer heeft geduurd, werden de posities vasthoudender, extremer en gecompliceerder, en de mogelijkheden tot politieke de-escalatie dienovereenkomstig kleiner.

De internationale gemeenschap, voor zover daarvan nog gesproken kan worden, heeft tal van kansen gemist. Als de Verenigde Staten en Rusland in een vroeg stadium samen tot de conclusie waren gekomen dat hun beider belangen niet zouden zijn gediend bij een oorlog in het Midden Oosten, hadden zij voldoende druk kunnen uitoefenen om het conflict binnen bepaalde perken te houden. Die druk had vergezeld kunnen gaan van een volledig wapenembargo, een no fly zone, humanitaire corridors en heel veel gezamenlijke humanitaire hulp. Zelfs die kwam traag op gang en dan nog mondjesmaat. De mogelijkheden van de Verenigde Naties om mensen direct dan wel indirect te beschermen, uitgaande van het nieuwe beginsel R2P (Responsibility to protect), zijn niet gebruikt.

Dit is verwijtbaar, maar dat verwijt betreft alle leden van de Veiligheidsraad. Elk had verschillende geopolitieke motieven. Daardoor voedden zij het wederzijds wantrouwen binnen de Veiligheidsraad (zoals Engeland en Frankrijk deden bij China en Rusland, toen zij het mandaat aangaande Libië oprekten), gaven zij elkaar de schuld (VS en Rusland), of kozen zij openlijk partij (Rusland). Het heeft weinig zin terug te kijken, maar samen te proberen het geweld te beteugelen.

Is het te laat? Dat is het inderdaad voor de talloze slachtoffers tot nu toe: de doden, gewonden, ontheemden en vluchtelingen. Maar het is nooit definitief te laat. Er kan altijd geprobeerd worden verdere escalatie tegen te gaan en nog meer slachtoffers te voorkomen. De Verenigde Staten en Rusland hebben eindelijk een initiatief genomen tot een vredesconferentie. De kans op mislukking is groot, omdat strijdende partijen voorwaarden stellen aan hun medewerking. Maar wanneer vredesbesprekingen goed worden voorbereid, kunnen ze slagen, al was het slechts door een status quo af te spreken en handhaving te verzekeren. Dat is eerder gebeurd, bijvoorbeeld in voormalig Joegoslavië en in Sudan. Door niet aan de zijlijn te blijven staan, maar een brugfunctie te vervullen tussen alle betrokkenen, zou Europa kunnen helpen een doorbraak te bewerkstelligen. De urgentie is groter dan ooit.