Jan Pronk

Conflict Syrië bedreiging wereldvrede

Trouw, 9 juni 2012

Het vredesplan van Kofi Annan voor Syrië heeft weinig uitgehaald.  Zowel het regime als de opstandelingen hebben afspraken geschonden. Het geweld neemt gruwelijke vormen aan. Ban Ki-Moon heeft gezegd dat een burgeroorlog dreigt, maar die is al aan de gang.

Enkele jaren geleden is een VN resolutie aangenomen, waarin de verplichtingen van regimes om hun bevolking te beschermen zijn vastgelegd. Die resolutie gaat ook over de verantwoordelijkheid van de internationale gemeenschap, wanneer een regime haar verplichting niet nakomt. Die gezamenlijke verantwoordelijkheid staat in het diplomatieke spraakgebruik bekend als R2P, de Responsibility to Protect. Het waarmaken daarvan kan inhouden dat vredestroepen worden gestuurd.

Echter, wie denkt dat een buitenlandse militaire interventie in Syrië een oplossing kan bieden vergist zich. Syrië is te groot, het leger te sterk en de rebellen en milities te talrijk, dan dat het geweld van buitenaf kan worden gestopt. Integendeel, het zou toenemen, omdat de interventie troepen zelf partij worden. Trouwens, een VN interventie komt er niet: Rusland en China zullen een veto uitspreken in de Veiligheidsraad. Zeker sinds het Westen de VN resolutie over Libië eenzijdig ging uitleggen als een mandaat tot regime verandering, is de kans verkeken dat VN vredestroepen mensen in Syrië kunnen beschermen zonder instemming van het regime in Damascus . En een militaire interventie buiten de VN om, zoals door de Verenigde Staten in Irak, zou de burgeroorlog uitbreiden tot een internationaal conflict met rampzalige gevolgen.

Als een militaire VN interventie onmogelijk is, moet gestreefd worden naar een voorlopige wapenstilstand tussen partijen in Syrië, waarbij deze toestaan dat de VN de naleving daarvan controleert en, waar nodig, afdwingt.    

Daartoe is zware druk nodig op alle partijen in Syrië, vanuit een internationale gemeenschap die zich niet uiteen laat spelen.  Daarbij zullen, om een eigentijdse term te gebruiken, landen over hun eigen schaduw moeten springen. In Nederland wordt daarmee bedoeld dat partijbelangen opzij worden geschoven ten gunste van het algemeen belang, dat uiteindelijk in het belang van alle partijen  blijkt te zijn. Dat geldt ook voor het Syrische conflict. De VS en Rusland zullen samen moeten optrekken in plaats van elkaar bekritiseren en langs elkaar heen werken. Zij zullen andere landen erbij moeten betrekken, ook landen waarvan zij vrezen dat die te machtig worden. Alle landen in de regio hebben verschillende belangen: Libanon, Jordanië, Israel, Turkije, Iran, Irak, Saudi-Arabië, Egypte en de Golfstaten. Die belangen zijn deels etnisch en religieus, deels economisch, deels geopolitiek. Dat leidt er toe dat het conflict in Syrië wordt gevoed door inmenging vanuit het buitenland en door wapenleveranties. Al die landen zullen door Amerika, Rusland en China gezamenlijk ertoe moeten worden gebracht hun korte termijn belangen opzij te schuiven ten gunste van een gemeenschappelijke  strategie. Dat is in ieders belang, want wanneer het  conflict in Syrië voortwoekert, dreigt destabilisatie van het Midden Oosten als geheel, met mogelijke gevolgen voor de wereldvrede. Die is in het geding, zeker nu Amerika, Rusland en China ook elders in de wereld steeds meer tegenover elkaar komen te staan.

Dit pleidooi voor politieke onderhandelingen is wat anders dan wat zich momenteel afspeelt. Zelfs een officiële bemiddelingspoging als die van Kofi Annan heeft geen kans van slagen, wanneer deze niet wordt ondersteund met macht. Daaraan heeft het ontbroken. Het doel van vredesbemiddeling is niet vrede tot stand brengen van buitenaf, maar het inluiden van een periode van wapenstilstand, bescherming van burgers en voorlopige stabiliteit, waarna de strijdende partijen met elkaar gaan  onderhandelen over een vredescompromis. Zij zullen daartoe door de internationale gemeenschap niet alleen moeten worden uitgenodigd, maar gedrongen, zo niet gedwongen. Dat kan alleen wanneer de internationale gemeenschap zelf geen partij kiest in het conflict. De enige partij die vredesbemiddelaars mogen  - en moeten -  trekken, is die van de slachtoffers. 

In dat licht zijn eenzijdige uitspraken over regime verandering voorbarig. Regime verandering moet onderdeel uitmaken van een binnenlands vredescompromis. Als Assad vertrekt, moet worden zeker gesteld dat het regime niet gewoon doorgaat. Leger, politie, geheime diensten , ordediensten en milities moeten onder civiele controle worden gebracht, dan wel ontmanteld. Regime verandering zal niet mogen resulteren in nog meer chaos, wraak en geweld.

Op alle partijen, ook de opstandelingen, zal zware druk moeten worden uitgeoefend: eerst R2P, dan een vredescompromis. De druk van buitenaf zal moeten worden vergroot door alle wapenleveranties stop te zetten (aan alle partijen), door te dreigen met zeeblokkades, vliegverboden, bufferzones en vrijhavens voor burgers, en die dreiging uit te voeren wanneer aan gestelde voorwaarden niet is voldaan. Het ridicuul kleine aantal VN waarnemers, thans 300 in getal, zal tenminste vertienvoudigd moeten worden, zodat niet alleen wordt geregistreerd wat er gebeurt, maar ook wie  verantwoordelijk is. Bovendien, alleen grootschalige presentie kan geweldsuitbarstingen en slachtpartijen helpen voorkomen.  

De situatie in Syrië is gecompliceerder dan die in Egypte en Libië. Escalatie voorkomen vereist dat die complexiteit niet van buitenaf wordt vergroot.