Jan Pronk

De actualiteit van Hans Van Mierlo

Socialisme en Democratie, april 2010

Hans van Mierlo is herdacht als een visionair en charismatisch politicus, een inspirator. De vergezichten die hij schetste boeiden. Zijn visie op de democratie daagde uit. Hij aarzelde niet zijn twijfels uit te spreken en zich kwetsbaar op te stellen. Hij maakte zijn optreden tot een toetssteen voor anderen, door zichzelf ter discussie te stellen en posities op te geven wanneer hij voelde dat hij gesteund werd vanwege prestaties uit het verleden en niet om zijn ideeën. Zijn kritiek op het politieke bestel schuurde: degenen die daarvan deel uitmaakten en dus medeverantwoordelijkheid droegen, voelden zich ongemakkelijk. Het was alsof iedereen dacht: Van Mierlo heeft geen ongelijk, maar hij zal toch nooit gelijk krijgen en daarom laten we het maar zo.

De PvdA heeft veel aan Van Mierlo te danken. Wij hebben zijn steun geïncasseerd, maar hem vervolgens laten vallen. Dat kwam ons beter uit, maar breekt ons uiteindelijk op.

In 1966 had Van Mierlo het bestel vermoeid verklaard: de macht ontbeert gezag. De verstarring veroorzaakt door de verzuiling moest doorbroken worden en het vertrouwen van de burgers herwonnen. Daartoe diende de burger meer zeggenschap te krijgen. Staatkundige hervormingen moesten het partijenstelsel doen ontploffen en vervangen door een niet ideologisch bestel. De burger zou moeten kunnen kiezen tussen progressief en conservatief. De regering zou daardoor een duidelijk mandaat hebben. Het parlement diende te controleren en tegenspel te bieden.

Van Mierlo wilde het partijenstelsel op een democratische wijze tot ontploffing brengen en ging daartoe het spel van de parlementaire democratie van binnen uit meespelen. Een andere mogelijkheid was er niet, wilde steun verkregen worden voor staatsrechtelijke vernieuwing. Maar het leidde tot een spagaat, zeker toen Van Mierlo nog een stap verder ging door binnen dat systeem een eigen politieke positie in te nemen. Daartoe verleid door Den Uyl sprak hij zich uit voor samenwerking met de PvdA. Daarmee gaf hij zijn partij in de ogen van anderen een links stempel.

Het leidde tot politieke doorbraken: schaduwkabinetten van samenwerkende progressieve partijen, een gezamenlijk verkiezingsprogramma (Keerpunt ‘72) en, uiteindelijk, het minderheidskabinet Den Uyl, grommend gedoogd door de Christelijke partijen. Dat kabinet, het meest linkse kabinet van na 1945, zou nooit tot stand zijn gekomen zonder Van Mierlo. Het was de redding van de PvdA. Maar de beoogde Progressieve Volkspartij, waarin D66 zou opgaan, kwam er niet. De PvdA wees dit af en Van Mierlo stapte terug. Er was een doorbraak tot stand gebracht in de politieke verhoudingen, maar het bestel zelf bleek ongeschokt, zeker toen als reactie op dit alles het CDA werd gevormd als een ideologisch verzuilde centrumpartij.

Begin jaren negentig redde Van Mierlo, teruggekomen als partijleider van D66, de PvdA opnieuw. Ondanks het WAO debacle kon de PvdA verder regeren. Paars kwam tot stand, een coalitie tussen twee partijen die elkaar altijd hadden uitgesloten, maar die mogelijk werd met D66 als brug. Voor het eerst was het mogelijk te kiezen uit drie opties: niet alleen centrum-links of centrum-rechts, maar ook links-rechts. De tijd was er rijp voor. Na de Koude Oorlog hadden de begrippen links en rechts een andere lading gekregen. Politieke dilemma’s die met het CDA niet konden worden opgelost vroegen om samenwerking tussen de PvdA en de VVD. Het CDA was niet langer de vanzelfsprekende belichaming van de macht. Politiek zowel als beleidsmatig was Paars een succes.

Staatkundige hervorming kwam echter wederom niet van de grond. Politieke partijen hadden hun eigen redenen om daartoe niet over te gaan. Dat was deels eigen belang, deels een verschil in visie op het politieke bedrijf. De PvdA, bijvoorbeeld, is zich steeds minder dualistisch gaan gedragen. Staatkundige hervorming à la D66 werd verworpen op grond van historisch doorwrochte staatkundige opvattingen, maar de burgers raakten vervreemd van gevestigde politieke partijen.

In de jaren zestig protesteerden mensen die streefden naar verandering in progressieve richting, vooral jongeren. Thans vertalen jongeren hun maatschappelijke betrokkenheid steeds minder politiek. Het onbehagen wordt geuit door een behoudende middenklasse, die zich naar binnen keert. Het zijn vooral dertigers en veertigers die de politiek verwijten zich niets aan hun zorgen gelegen te laten liggen.

De macht ontbeert nog steeds gezag. Maar diezelfde macht, uitgeoefend vanuit een verstard bestel, ontbeert ook steeds meer de macht om problemen op te lossen. De pretentie wordt volgehouden, maar niet waargemaakt. Zo wordt het vertrouwen in de overheid verder ondermijnd. Dat leidt tot protestpartijen, populisme, hype gedrag, polarisatie en verkettering. De vervreemding is wederzijds: politieke partijen worden in zich zelf gekeerde elites, losgezongen van de burger en vernieuwing van het bestel wordt afgehouden.

Van Mierlo heeft zich de laatste jaren steeds scherper uitgelaten. Hij betitelde het politieke systeem als huichelachtig en bekritiseerde coalities die gesmeed worden in achterkamertjes, ongeacht de verkiezingsuitslag. De Kamer wordt de mond gesnoerd door regeerakkoorden en komt niet meer toe aan haar eigenlijke controlerende taak.

Zijn verwijt treft ook de PvdA, die, zo zei hij recentelijk, nog steeds doet alsof zij een maatschappelijke structuur vertegenwoordigt (een zuil, een klasse), terwijl achter alle politieke partijen, inclusief de PvdA, slechts structurele leegte rest. Daardoor zijn bijna alle kiezers gaan zweven.

Politieke partijen zijn niet ontploft, maar verdampt. Dat ligt niet alleen aan het staatkundig bestel. Het komt ook door het politieke bedrijf, doordat politici verkiezingsbeloften niet nakomen. Die onoprechtheid, in de hand gewerkt door het bestel, staat haaks op alles waar Hans van Mierlo voor stond. Het wordt tijd de lofspraak aan zijn adres te vertalen in bezinning.