Jan Pronk

De Leugen Regeert

Rood Koper, lente 2004

Politici die onwaarheid spreken begaan een politieke doodzonde. Standpunten mogen met kracht worden uitgedragen, beleid met klem van argumenten verdedigd, voors en tegens aangedikt, maar feiten mogen niet verdraaid worden. Op liegen staat de politieke ex-communicatie: een motie van wantrouwen, aftreden. Althans, zo wil het het parlementaire gebruik.

Het lijkt een zware sanctie. Waar ligt de grens tussen aandikken en verdraaien, tussen een eenzijdige en een valse voorstelling van zaken, tussen retorica en leugen? Die grens ligt tussen feit en argument. De oppositie mag net zo eenzijdig redeneren en overdrijven als degenen die het beleid verdedigen. Theater mag, spel eveneens. Een choc des opinions kan het debat ten goede komen en de kwaliteit van de uiteindelijke beslissing verhogen. Maar over de feiten die aan de wederzijdse argumenten ten gronde liggen mag geen verschil van mening zijn, zeker geen verschil in kennis. De waardering van de feiten kan uiteenlopen, maar de informatie over de feiten moet voor ieder dezelfde zijn.

Echter, wat zijn feiten? Bestaan er wel objectieve informatie? Zijn er niet altijd onzekerheden? Gaat het niet altijd om inschattingen in plaats van feiten? Alle kennis is toch tijd- en plaatsgebonden? Dit soort kennistheoretische vragen is relevant voor de beoefening van wetenschap, maar niet voor het politieke bedrijf. Als de politieke discussie, de meningsvorming en de besluitvorming alleen gebaseerd zouden zijn op inschattingen, beelden en een bepaalde voorstelling van zaken in plaats van ook op de zaken en de feiten zelf, dan raakt de politiek op een hellend vlak. Dan gaat het nog slechts om de machtsvraag en niet meer om de waarheid. Dan wint altijd de voorstelling van zaken die wordt gegeven door de machthebbers en hebben critici en tegenstanders geen schijn van kans. Machthebbers kunnen zich dan ver van de feiten verwijderen, zonder gecorrigeerd te worden. Zij kunnen beelden en inschattingen manipuleren, zonder tegengesproken te worden. Macht corrumpeert. Machthebbers willen graag aan de macht blijven, ook in een democratie. Dat leidt niet altijd tot kwade trouw. De complexiteit van de informatie en van de besluitvorming werkt eenzijdige beweringen in de hand, maakt het stellen van kritische vragen verdacht, maakt twijfelen tot een teken van zwakte. De anonieme bureaucratie achter de macht komt in de verleiding de feiten naar haar hand te zetten. De publieke machthebbers zelf, generalisten, zijn geneigd de voorstelling van zaken van de specialisten en experts te volgen en uit te dragen. Het politieke risico dat men loopt wanneer men de expert niet volgt wordt groter geacht dan het risico dat men neemt door aangedragen informatie sceptisch en kritisch te benaderen. Als in het proces van besluitvorming geen tegenmacht kan worden gevormd door de feiten, omdat die feiten niet toegankelijk zijn dan wel verdraaid, dan wordt de kwaliteit van de democratie aangetast. Ook binnen een democratie zal er altijd ruimte zijn voor twijfel of de meningsvorming op de juiste wijze heeft plaatsgevonden, of de achtergronden en de oorzaken van de feiten volledig zijn belicht, of de juiste beslissing is genomen. Echter, wanneer die twijfel zich uitstrekt tot de vraag of de waarheid is gesproken, dan raakt het vertrouwen zoek. Daarmee wordt de basis ontnomen aan een volgende fase in het proces van menings- en besluitvorming. Dan raakt niet alleen de politiek op een hellend vlak, maar ook het systeem van de parlementaire democratie zelf.

Dat is precies hetgeen zich thans voltrekt. Het perfide regime van Sadam Hussein in Irak is ten val gebracht, maar met valse voorwendsels Heiligt het doel de middelen? Nee, want andere middelen waren mogelijk geweest, minder gewelddadig. Ze zouden meer tijd gekost hebben, een andere besluitvormingsprocedure moeten hebben doorlopen, geen tevoren vaststaand eenduidig resultaat hebben gehad. Maar er zou geen machtsvacuum zijn ontstaan. Er zou geen motief zijn gecreeerd voor alle mogelijke ongrijpbare tegenkrachten in en rond Irak om de wapens ter hand te nemen, een guerilla te voeren, terrorisme te bedrijven, met ontelbare burgerslachtoffers. De Amerikaanse aanval op Irak, met voorbijgaan aan de internationale rechtsorde, heeft aldaar de doos van Pandora geopend. De geest is uit de fles, in Irak, in tal van Islamitische en Arabische landen, en overal elders waar revanche gevoelens zijn opgeroepen, waar mensen en groepen gedwongen zijn te kiezen (Bush: “wie niet voor ons is, is tegen ons”), waar haat is gevoed, verzet is uitgelokt, tegenstanders op een hoop worden gedreven. De internationale rechtsorde die daartegen een schild zou moeten vormen is door het optreden van Amerika en Engeland en de coalitie, inclusief Nederland, verzwakt. Op zich zelf lofwaardig en rechtmatig streven van de internationale gemeenschap om democratie, goed bestuur en mensenrechten te bevorderen is door dit alles in een kwade reuk komen te staan. De conclusie kan niet anders luiden dan: het was een grote fout.

Was het ook een vergissing, een verkeerde inschatting? Was het maar waar. Alle gevolgen zijn voorspeld. Er is hooghartig aan voorbijgegaan. Kennis omtrent de interne situatie in en om Irak ontbrak bij degenen die tot de oorlog besloten. Inzicht in hetgeen na een militaire overwinning diende te volgen eveneens. Tot de oorlog was reeds besloten toen President Bush de verkiezingen won, nog voor de terreur aanslag van de elfde September. Daarmee had Irak niets van doen, maar zij werd als argument gebruikt voor een pre-emptive strike, teneinde nieuwe terreurdaden voor te zijn. De aanval op Irak heeft ze niet voorkomen, doch gevoed. Het was allemaal te voorzien, het is ook voorzien, maar door Bush en Blair genegeerd.

Het was dus geen vergissing, maar opzet. Om de dreiging aannemelijk en de aanval aanvaardbaar te maken is er bewust gelogen, zijn feiten verdraaid en is de waarheid verdoezeld. Er is geen sprake van dat dit pas geleidelijk duidelijk is geworden, zoals de Britse en Amerikaanse regering ons willen doen geloven. Er is ook geen sprake van dat de aanval op Irak alleen is ingezet omdat Irak onvoldoende meewerkte aan de uitvoering van door de Veiligheidsraad genomen besluiten, zoals nog steeds door de Nederlandse regering wordt beweerd. Die aanval is gestart omdat er onomstotelijk bewijs zou zijn dat Irak de beschikking had over massavernietigingswapens met het oogmerk die te gebruiken. Het is niet nodig nog eens alle citaten van Bush, Blair, Powell. Rumsfeld, Straw, Balkenende en de Hoop Scheffer op een rijtje te zetten. Zij zijn hun oorspronkelijke beweringen gaan afzwakken en nuanceren, stap voor stap, in de hoop dat de burgers de aanvankelijke argumentatie zouden vergeten en het nieuwe verhaal geloven. Ik sluit niet eens uit dat een aantal beleidsmakers ook zelf steeds meer in de eigen verzinsels is gaan geloven.

Maar het waren leugens. De leugen heeft regeermacht gekregen. En het waren geen kleine leugens, betrekking hebbend op een tamelijk ondergeschikte kwestie, zonder onomkeerbare gevolgen. Bij een recent debat in het Nederlandse parlement over een geval van bouwfraude liepen de gemoederen hoog op, niet zozeer over de vraag of dit geval wel of niet voor vervolging in aanmerking kwam, maar of de Minister van Justitie wist dat het Openbaar Ministerie reeds een beslissing had genomen en of hij dit had verzwegen dan wel er onjuiste mededelingen over had verstrekt. Het antwoord op de laatste vraag was doorslaggevend of de minister in zijn ambt kon blijven. Volgens goed parlementair gebruik is dat een terechte vraag, ook al is de draagwijdte van het onderwerp beperkt, ook al zijn de gevolgen van een eventuele onwaarheid terug te draaien. Onwaarheid spreken over de feiten die ten grondslag liggen aan een beslissing om een oorlog te beginnen is een grote leugen. Zo'n leugen heeft onomkeerbare gevolgen.

Toch zitten Bush, Blair, Berlusconi en Balkenende vast in het zadel. Zij schetsen weidse vergezichten over democratie en vrede in de toekomst, en leiden de aandacht af van de roekeloosheid warmee zij thans te werk gaan. Zij komen gemakkelijk weg door onderzoek naar het besluitvormingsproces te manipuleren, af te wijzen, uit te stellen, in handen te leggen van vertrouwelingen en eenzijdig te beslissen over hun mandaat. Zij komen er ook mee weg door anderen de schuld te geven: degenen die hen adviseerden, de inlichtingendiensten, de pers. Zij gaven alle ruimte aan oorlogshitsende media, zoals Fox in de Verenigde Staten, die de bevolking wekenlang rijp maakten voor de onafwendbaarheid van shock and awe. Zij stellen onafhankelijke onderzoekers als Hans Blix in een kwaad daglicht en ondermijnen hun betrouwbaarheid. Zij verwijten de BBC het vrij vergaarde nieuws onvoldoende te checken, terwijl zij zelf een loopje nemen met de waarheid.

Ik ken het politieke proces van binnen en buiten. Ik heb er meer dan dertig jaar aan meegedaan. Maar ik betrap mij er op steeds minder geloof te leggen aan de beweringen van degenen die politieke beslissingen nemen. Ik vraag mij af, als ik het vertrouwen al verlies, hoeveel groter is dan het verlies in vertrouwen van burgers die over minder kennis van binnen uit beschikken? Of hebben zij dat vertrouwen nooit gehad, hebben zij afgeleerd zich op te winden en laten zij alles over zich heen komen? Wie dat gelooft heeft geen vertrouwen meer in het zelfreinigend vermogen van het democratisch proces.

Zo ver mag het niet komen. Maar ik betrap mij er op geen geloof meer te hechten aan de zogeheten bewijzen die de Amerikaanse Justitie zegt te hebben voor de betrokkenheid van de aangeklaagden in Guantanamo bij de terreur van El Qaida. Het proces zal achter gesloten deuren plaatsvinden, zonder onafhankelijke advocaten, zonder mogelijkheid van beroep. Ik besef dat ik Amerikaanse en Engelse beweringen omtrent Syrie en Iran voorbaat zal wantrouwen. Ik vermoed dat ik aanwijzingen omtrent de betrokkenheid van andere landen, bevolkingsgroepen of personen met argwaan zal bejegenen, onder verdenking dat die ook wel geconstrueerd zullen zijn. Waarom zou ik geloof hechten aan de Amerikaanse lezing van het vertrek van Aristide in Haiti? Openlijk wordt er reeds gespeculeerd dat Bin Laden gearresteerd zal worden op een voor Bush gunstig moment. In Amerika wordt thans reeds het vermoeden uitgesproken dat de presidentsverkiezingen opnieuw gemanipuleerd zullen worden, ditmaal systematisch: de stemmachines zijn geleverd door Amerikaanse bedrijven die nauw verbonden zijn met het huidige regime en die zullen niet nalaten de technologie naar hun hand te zetten.

Ik weet dat veel wantrouwen niet gerechtvaardigd zal zijn. Maar dat neemt dit wantrouwen niet weg. Dat is schadelijk voor het democratisch proces. Het is ook schadelijk voor de kwaliteit van de beslissingen zelf, ook de beslissingen die moeten worden genomen om wel degelijk bestaande bedreigingen het hoofd te bieden. Als het wantrouwen overheerst is er ook geen draagwijdte meer voor beslissingen die wel genomen moeten worden. Waar dat toe zou kunnen leiden is door Timothy Garton Ash recentelijk verwoord in een adembenemende analyse van een mogelijk scenario voor de komende tien jaar: een kernbom op Parijs, die niet voorkomen werd omdat niemand de aanwijzingen serieus nam. De dreiging zou, zo dacht men, net als de niet bestaande dreiging vanuit Irak, wel weer geconstrueerd zijn ….

In een democratisch politiek systeem is er slechts een weg om het structurele wantrouwen weg te nemen en mogelijk onheil te keren: schoon schip maken. Het wantrouwen uitspreken, daar consequenties aan verbinden, aftreden, nieuwe verkiezingen, een wisseling van de wacht, opnieuw beginnen. Om herstel van vertrouwen een kans te geven is ieder nieuw regime - bijvoorbeeld een Conservatieve regering in Engeland - te prefereren boven het voort regeren door degenen die de waarheid geweld hebben aangedaan. Bush zal zich hier niets van aantrekken. Berlusconi evenmin. Balkenende zal zich verschuilen achter de coalition of the willing. Blair, die de pretentie had te spreken niet alleen namens het Verenigd Koninkrijk, maar namens Europa als geheel, zou het herstel van vertrouwen van Europese burgers in de democratie een dienst bewijzen door opzij te stappen.

Jan Pronk

Gepubliceerd in Rood Koper, Jaargang 9, no. 1, Lente 2004, p. 10