Jan Pronk

De nieuwe jungle

Vrij Nederland, 29 Maart 2008

In A Good Man in Africa beschrijft William Boyd hoe iemand vanaf een heuvel kijkt naar een Afrikaanse stad. Hij ziet een warboel van roestige golfplaten daken, die op hem overkomt als het product van een paranoïde stadsplanner. Het groeipatroon van die stad doet zich aan hem voor als een etterende en stinkende organische kweek, die zich onstuitbaar voortplant, gebruikmakend van ideale biologische omstandigheden. “Clear the ground”, denkt hij, “Let the jungle creep in”.
 
Dat kan op meer dan een manier. In zijn boek “The Harder They Come”beschrijft Michael Thelwell de busreis van een jonge migrant van het platteland naar Kingston, Jamaica. Hij ontwaart die stad bij het binnenrijden als een gigantische vuilnisbelt, samengesteld uit her en der rondgestrooide keten van karton, golfijzer en houten planken. Het is er ordeloos, vuil, lelijk en bedreigend. Het doet hem ieder richtinggevoel verliezen en maakt de indruk van een vieze en zwerende massa tentakels die alles aantast, ook het leven zelf. “Zie je dit voor het eerst?”, vraagt een medepassagier. “That’s what them call the jungle”.
 
De jungle is dus al binnen geslopen. In hun beschrijving van de slums hanteren beide auteurs biologische metaforen. Boyd beschrijft de inwoners als een rusteloze organische massa die zich door een structuurloos stedelijk weefsel voortbeweegt. De jongen in het boek van Thelwell voelt zich overweldigd door de menigte. Hij ziet allemaal losse individuen, die samen een patroon van gecoördineerd voortbewegen vertonen, een nerveuze entiteit, aangestuurd door een onzichtbare hand en een onvoorspelbare wil.
 
Inmiddels woont de helft van de wereldbevolking in steden. Het platteland biedt niet genoeg mogelijkheden meer. Velen hebben geen keus en migreren naar de stad, waar zij een bestaan vinden aan de rand van de samenleving, zonder onderwijs, zonder gezondheidszorg, zonder een behoorlijke huisvesting, gedwongen een hoge prijs te betalen voor drinkwater en voor transport naar het werk, door de nood gedwongen te kiezen voor drugs en prostitutie, gemakkelijk slachtoffer van misdaad en geweld, iedere dag onzeker of de volgende dag voldoende kan worden verdiend om voedsel te kopen.
 
De slums zijn voor velen het eindstation, een plek zonder werk en zonder kansen. Zij vormen een dumpplaats voor een steeds groter surplus aan mensen. In de komende eeuw zullen miljarden terecht komen in gemarginaliseerde, overbevolkte achterbuurten, waar zij moeten vechten om te overleven.
 
Politici zijn vaak minder geïnteresseerd in de emancipatie van slum bewoners dan in het consolideren van hun macht door tegenstellingen in hun land te manipuleren. Kenia is daarvan het meest recente voorbeeld. In en rond vele steden worden slumbewoners weggesaneerd, de schamele bezittingen platgewalst om ruimte te scheppen voor de middenklasse. In die steden wordt formele arbeid in bedrijven vervangen door informeel werk en stukloon, steeds lager. Slum bewoners vormen een industrieel reserveleger dat naar believen kan worden uitgebuit, zoals in de vroege jaren van het kapitalisme in Europa. Binnen slums wordt de macht uitgeoefend door criminele bendes, vaak met vertakkingen naar politie en stadsbestuur.
 
In zijn studie Planet of Slums schrijft Mike Davis te verwachten dat de weerbaarheid van slumbewoners zal overgaan in gezamenlijk verzet. Dan zullen zij opstaan en zich voortbewegen als een entiteit, gestuurd door woede en verbittering en door een gezamenlijke wil het lot in eigen hand te nemen. Waarschijnlijker is dat het verzet bij voorbaat wordt onderdrukt en dat schrijnende armoede hen terugwerpt op een primaire etnische of religieuze identiteit, de laatste verdedigingslinie. Waarschijnlijk is dat zij tegen elkaar uitgespeeld worden en elkaar zullen bevechten. Het geweld kan terugslaan naar het platteland. Het kan overslaan naar het centrum van de stad en naar andere steden. Globalisering: de jungle kruipt voort.
 
Column Vrij Nederland
29 Maart 2008
Jaargang 69, nr. 13, blz. 19