Jan Pronk

Drogreden #10: Ongelijkheid is beter voor iedereen

Vice Versa, maart 2015

Originele artikel, 78KB

Ongelijkheid bevordert economische groei. Ongelijkheid stimuleert mensen in de achterhoede zich extra in te spannen, harder te werken, in zich zelf te investeren en de achterstand in te lopen. Ongelijkheid werkt, want ongelijkheid doet werken. Iedereen profiteert: de achterhoede die productiever wordt en de voorhoede, die zich aangespoord voelt om nog meer te investeren teneinde de voorsprong te behouden en te vergroten. Dat bevordert dynamiek en innovatie. De welvaart neemt toe, in ieders belang. Wie gelijkheid voorstaat en nivellering nastreeft is irrationeel. Gelijkheid is een ideologisch begrip, ongelijkheid is een kwestie van gezond verstand. De mensen zijn nu eenmaal niet gelijk.

Dit zijn twee bedrieglijke redeneringen. Inderdaad, de samenleving kent een bonte verscheidenheid aan mensen: ouderen en jongeren, mannen en vrouwen, kerngezond dan wel gehandicapt, met verschillende vaardigheden, ambities en ideeën. Maar waarom zou de mate van economische ongelijkheid, die voortvloeit uit het economisch proces, ‘nu eenmaal’ bestaande verschillen in de uitgangspositie één op één moeten weerspiegelen? Dat kan, doch het is niet onvermijdelijk of vanzelfsprekend, maar een keuze. Economische ongelijkheid is geen kwestie van rationaliteit of logica, maar van ethiek en politiek.

Uiteindelijk gaat het om waarden (ethiek) en om het bereiken van consensus over waarden en de praktische toepassing daarvan (politiek). Ooit is overeenstemming omtrent basiswaarden bereikt: alle mensen hebben gelijke rechten, ongeacht de natuurlijke verscheidenheid en ongeacht hun verschillende posities in het maatschappelijk proces. De mensenrechten zijn voor iedereen gelijk: het recht om als mens te bestaan, te overleven en te blijven leven boven een mensonwaardig minimaal bestaansniveau, zinvol te leven en zelf zin te geven aan het eigen leven, zonder iets af te doen aan de rechten van anderen om datzelfde na te streven (en dat dus wederzijds).

Aldus beredeneerd is economische ongelijkheid ethisch verantwoord voor zover de genoemde basisrechten voor iedereen zijn gegarandeerd. Gelijke rechten zijn niet hetzelfde als gelijke kansen. Gelijke kansen leiden doorgaans tot ongelijke uitkomsten. Dat is eigen aan kansen. Ongelijke uitkomsten leiden op hun beurt tot ongelijke kansen en vervolgens tot uitholling van basisrechten. Daarom kan niet volstaan worden met een politiek die louter gericht is op het scheppen van kansen. Politieke overeenstemming is nodig over wat als een nog aanvaardbare mate van ongelijkheid beschouwd kan worden. Waar ligt de grens?

De Amerikaanse filosoof John Rawls formuleerde een handzaam uitgangspunt: ongelijkheid is gerechtvaardigd voor zover de positie van de minst bevoordeelden daardoor beter wordt dan het geval zou zijn bij minder ongelijkheid. Dat uitgangspunt kan gelden als een spelregel op het speelveld van gelijke kansen.

Sommigen beschouwen dit beginsel als een rechtvaardiging van een politiek gericht op maximale economische groei, gelegitimeerd door de verwachting dat de resultaten van de groei naar beneden doorsijpelen. Die interpretatie doet Rawls geen recht, want het genoemde beginsel normeert zowel de groei als de ongelijkheid: de toeneming van beide moet resulteren in een verbetering van de positie van de zwaksten, hoe gering ook.

Echter, in de praktijk is dat zelden het geval. Het is nog maar de vraag of ongelijkheid mensen aanspoort harder te werken. Die veronderstelling gaat uit van een vreemd mensbeeld, alsof mensen vooral gedreven worden door de begeerte anderen in te halen, in plaats van door hun eigen behoeften, ambities en ideeën over welvaart en welzijn.

Hoe het ook zij, zelfs wanneer de prikkel van de ongelijkheid mensen in de achterhoede zou aansporen tot grotere inspanningen, dan is het hoogst onzeker of diezelfde ongelijkheid hen daartoe in staat zal stellen dat op een zodanige wijze te doen dat hun positie daadwerkelijk verbetert. Groei die gepaard gaat met een ongelijke verdeling van inkomen en vermogen resulteert niet alleen in ongelijke kansen, maar ook in ongelijkheid van economische en politieke macht. Zij die meer dan anderen van hen geboden kansen profiteren, komen gemakkelijk in de verleiding het verkregen surplus aan macht te gebruiken om zich verder te versterken, niet alleen door nog meer te investeren, maar door de kansen van mensen in de achterhoede te verkleinen. Dat is de dynamiek van het proces van ontwikkeling, economische groei, sociale verpaupering en politieke marginalisering binnen tal van samenlevingen in Noord en Zuid. Dat ongelijkheid leidt tot grotere welvaart waarvan iedereen profiteert, is een drogreden. Integendeel: ongelijkheid heeft de tendens zich zelf te vergroten, cumulatief, en de positie van de achterhoede steeds verder uit te hollen. Daarom moet het tegengaan van ongelijkheid beschouwd worden als een ontwikkelingsdoelstelling op zich, eigenstandig en essentieel.