Jan Pronk

Drogreden # 9: Koopman of Dominee?

Vice Versa, december 2014

Originele artikel, 81KB

Waarom laten we ons telkens weer verleiden tot een discussie over de vraag: koopman of dominee? Waarom die steeds herhaalde claim, dat er gekozen moet worden tussen twee sjablonen, waar ieder het zijne bij kan denken, zodat een keus geen duidelijkheid verschaft? Men kan proberen dat te omzeilen door te kiezen voor en/en: Nederland dient in de relatie tot het buitenland zowel koopman als dominee te zijn. Maar wat houdt dat in? Wie zijn die koopman en die dominee? Hoe ben je dat of word je dat?

Misschien kan de geschiedenis helpen de begrippen te ontleden. Heeft Nederland zich met betrekking tot andere landen in Europa en overzee koopman getoond of dominee? Koopman waren we: we kochten en verkochten en maakten winst. Maar we waren geen gewone kooplieden op een bestaande markt. We zetten die markt naar onze hand door andere landen te bezetten met behulp van monopolistische ondernemingen, zoals de VOC, opgericht vanuit de overheid, politiek gesteund en beschermd door militairen. We waren koopman-roofridder. Dat was officieel gesanctioneerd beleid tot het midden van de vorige eeuw.

Dat alleen al betekende dat de rol van dominee de overheid niet paste. Voor zover er door de overheid werd gepreekt, was de preek vals. Gepreekt werd vooral door missionarissen en zendelingen, maar die waren uitgezonden door de kerk, los van de overheid. Zo hoort het in een democratische en seculiere rechtsstaat. Overigens was de overheid was ook niet geneigd zich te scharen onder het gehoor van de predikers, voor zover dezen zich uitspraken over rechten en vrijheden van mensen in de wingebieden. Zendelingen werden gedoogd. Soms werden zij door overheden gebruikt als afleidingsmanoeuvre, dekmantel of voorhoede, ter verkondiging van westers-christelijke waarden onder bescherming door soldaten, die in een moeite door ook commerciële belangen konden veilig stellen. Aan dat laatste heeft Nederland zich minder schuldig gemaakt dan Engeland, Frankrijk en Spanje in Afrika en Noord- en Zuid Amerika, maar de wereldkerk heeft zich er niet van gedistantieerd. Individuele predikers deden dat wel, bijvoorbeeld degenen die zich openlijk uitspraken tegen slavernij, maar dat zij dat vrijelijk konden doen, werd juist gezien als een bewijs van westerse superioriteit.

Zouden we tegenwoordig een van beide rollen, of beide, beter kunnen vervullen? Koopman overeenkomstig richtlijnen ontleend aan ’goed koopmanschap’, of, in een modern jasje, als een ‘maatschappelijk verantwoord ondernemer’? Dominee als voorspraak?

De overheid is wetgever, handhaver van regels, arbiter tussen verschillende belangen in eigen land, verdediger van onderling afgewogen Nederlandse belangen in het buitenland. De overheid is geen koopman. Die functie is weggelegd voor bedrijven. ‘Goed koopmanschap’ betreft niet het functioneren van de overheid, maar bedrijfsleven, op een markt waar andere marktparkpartijen eerlijke handel wordt gegund: geen uitbuiting van arbeiders, kinderarbeid en mensonwaardige arbeidsomstandigheden; geen broodroof, landroof of plundering van grondstoffen, mineralen en energie; geen boskap, overmatig watergebruik, vervuiling van grond, grondwater en waterlopen; geen monopolie vorming, verdringing van lokale ambachten en bedrijven, verarming van kleine boeren, mensen in sloppenwijken en inheemse volken; geen eenzijdige oriëntatie op een al welvarende middenklasse, geen aanprijzing van luxe goederen (alcohol!), die concurreren met het basispakket van de onderklasse, geen hoge prijzen voor basisvoorzieningen (water, medicijnen) die arme mensen niet kunnen betalen; geen wapenhandel, geen corruptie, geen afspraken met regimes die het belang van de bevolking schaden, wettig weliswaar, doch onrechtvaardig; geen beroep op militaire bescherming wanneer de bevolking tegen dit alles in verzet komt; geen marktverstoring en dus geen overheidssubsidies.

Koopman versus dominee, dat is een bedrieglijke voorstelling van zaken, een drogreden. De taak van een overheid is het bevorderen van goed koopmanschap van exporteurs, importeurs, investeerders, banken en accountants. Een overheid die het profijt van ‘eigen’ marktpartijen eenzijdig bevordert boet in aan capaciteit om waarden uit te dragen in het belang van zwakkere partijen: kwetsbare groepen in armere landen en slechte milieuomstandigheden, of in situaties van onderdrukking en geweld. Dat de overheid daardoor geen rol kan vervullen als dominee is niet erg. Aan het verkondigen van een eigen geloof en een eigen waarheid is geen behoefte, wel aan het verdedigen van universele waarden.

De overheid past een andere rol: koopman noch dominee, maar advocaat. De overheid heeft in de buitenlandse politiek en de ontwikkelingssamenwerking de taak op te treden als handhaver van internationaal overeengekomen rechtsregels, verdediger van de internationale rechtsorde, pleitbezorger van nieuw recht, bestrijder van schending van mensenrechten en advocaat van slachtoffers. Pleitbezorger in woord en daad. Dat is internationaal ontwikkelingsbeleid, samen met anderen: ontwikkelingssamenwerking.