Jan Pronk

Drogreden#3: Biedt datgene aan waarin je zelf excelleert

Vice Versa, september 2013

Originele artikel, 150KB

Bij het geven van ontwikkelingshulp moet men zich beperken tot terreinen waarin men zelf uitblinkt. Donorlanden doen er goed aan zich te concentreren op sectoren waarin zij echt iets te bieden hebben. Dat zijn vooral die sectoren waarin hun bedrijven zich qua kennis en technologie een voorsprong hebben verworven.

Hier lijkt weinig tegen in te brengen. Aan amateurisme is geen behoefte. Kennis, ervaring en professionalisering zijn nodig om een hoog rendement te boeken.

Toch is dit een drogreden, net als de redenering die ik vorige keer besprak: versnippering is slecht, concentratie van hulp op een beperkt aantal landen is efficiënter, omdat de hulp per land dan een zekere massa krijgt. Ik bracht daar tegen in dat ontwikkelingsresultaten vooral worden bepaald door andere factoren dan de hulpomvang. Voor zover de schaal van belang is, gaat het om  de totale hulp die een land krijgt, niet alleen de hulp van een enkele donor. De betekenis voor het ontwikkelingsproces en voor het ontwikkelingsbeleid van een hulpontvangend land staat voorop, niet de overwegingen van de hulpgever.

Iets dergelijks geldt de veronderstelde superioriteit van sectorconcentratie. Het beperken van hulp tot een gering aantal sectoren, gekozen door de donor, houdt aanbodsturing in. Duurzame ontwikkeling van een land wordt gestuurd door de behoefte van de bevolking, die tot uiting dient te komen in een hulpvraag. Alleen wanneer een hulpgever het beter weet dan de regering van een ontwikkelingsland en haar bevolking, is aanbodsturing gerechtvaardigd. Donoren denken het vaak beter te weten; soms terecht, meestal niet. Wat in een ontwikkelingsproces voorrang verdient en waaraan in ontwikkelingsbeleid prioriteit moet worden gegeven, dient te worden bepaald van binnenuit, niet van buitenaf. Dat geldt ook de keuze van sectoren die aandacht verdienen: onderwijs, landbouw, waterbeheer, gezondheidszorg, industrialisatie, milieu, huisvesting, bestuur, cultuur, sociale voorzieningen, enzovoort.

Maar hoe kan een hulpverzoek worden gehonoreerd als een donor wel financiële middelen heeft, maar niet beschikt over de nodige kennis, de technologie en de gevraagde goederen? Daar is jaren geleden iets op gevonden: ontbinding van de hulp. Ontwikkelingslanden zouden ontvangen hulp overal ter wereld mogen besteden: in het land dat de hulp verstrekt, in andere donorlanden of in ontwikkelingslanden, en zelfs in eigen land. Volledige ontbinding is niet van de een op de andere dag tot stand gekomen. Afspraken daarover zijn bevochten en verdienen gekoesterd te worden: ontbinding garandeert zowel vraagsturing als kosteneffectiviteit, omdat de hoogst mogelijke kwaliteit verkregen kan worden tegen de laagste prijs. Dat geldt zowel voor hulp waarvan de hulpontvanger bepaalt aan welke sector die ten goede komt, als voor hulp waarvan de sectorkeuze is voorbehouden aan de hulpgever. In dat geval kan de hulpontvanger immers beslissen de goederen en diensten elders aan te schaffen, dus niet in het land dat de financiering verschaft.

Wanneer hulp wordt beperkt tot sectoren die een donor aanwijst, gebeurt dat niet omdat deze het beter weet, of denkt te weten, dan de ontvanger. Het gebeurt evenmin omdat de donor het beter kan, of denkt te kunnen, dan anderen. Het gebeurt, omdat die donor denkt er zelf beter van te kunnen worden. Sectorbeperking is dubbele binding: binding aan specifieke sectoren en, daarnaast, aan aankoop van goederen bij bedrijven uit het hulpbiedende land. Dat leidt tot hogere prijzen, lagere kwaliteit, marktverstoring en verspilling van hulpgelden. Kennelijk kunnen die bedrijven qua prijs en kwaliteit niet concurreren met ondernemingen uit andere landen, althans niet zonder subsidie. Bovendien resulteert dergelijke dubbel gebonden hulp vaak in toepassing van geïmporteerde kennis en technologie, niet toegesneden op de behoefte van het ontwikkelingsland.

Is concentratie op bepaalde sectoren altijd verkeerd? Nee, wanneer het gaat om wederzijdse samenwerking tussen landen op voet van gelijkheid kan zulks leiden tot win/win situaties. Maar dan gaat het om uitruil, dus om handel, niet om financiering die de naam ‘hulp’ verdient.