Jan Pronk

Fair Trade

Vice Versa, December 2011

Het begon ooit met rietsuiker. Europese boeren, die suikerbieten teelden, kregen zoveel subsidie, dat suikerriet verbouwende boeren in Afrika en Zuid Amerika daar niet tegenop konden concurreren. Wie solidair wilde zijn met de Derde Wereld, kocht geen bietsuiker, maar rietsuiker. Het was duurder, maar, zo vond men, solidariteit mag wat kosten. Je eigen economie beschermen ten koste van armere landen is niet eerlijk.

Het ging al gauw om meer dan suiker. Wie zeker wilde zijn dat de prijs die men betaalde voor koffie, thee, textiel en kunstnijverheidsproducten echt ten goede kwam aan kleine boeren en handwerkslieden in arme landen, kocht in de wereldwinkel. Die waren overal te vinden, in tal van landen van Europa.

Vanuit de wereldwinkels werd actie gevoerd: tegen kinderarbeid, tegen landbouwsubsidies en discriminerende invoerbelemmeringen, tegen het kappen van tropische bossen, tegen het verdrijven van kleine boeren door grote plantages, tegen de verdringing van binnenlandse industrie door westerse multinationals.

De reguliere importhandel werd gevraagd eerlijke prijzen te betalen voor producten uit ontwikkelingslanden. Die zouden alleen op de markt mogen komen, indien vervaardigd onder menswaardige arbeidsomstandigheden. Geen kinderarbeid dus. En de opbrengst mocht niet worden afgeroomd door buitenlandse ondernemingen.

De acties boekten succes. Grote winkelketens gingen inspelen op de vraag naar eerlijke producten: Max Havelaar koffie, duurzaam hout, schone textiel, biologische landbouwproducten. Er kwamen gecertificeerde keurmerken op de markt. Er ontstond een symbiose tussen eerlijk en groen. Duurzaamheid werd professioneel.

De markt nam de actie over. Daardoor leek het alsof actie niet langer nodig was. Fair Trade werd Feel Good. Dat was een vergissing. Zo nu en dan eerlijke producten kopen, in een wereldwinkel of in een corner van Albert Hein, zet geen zoden aan de dijk. Het gaat niet alleen om het gedrag van individuele consumenten, maar om politieke actie van burgers om onrechtvaardige economische verhoudingen te veranderen.

Vanuit Engeland kwam een beweging op gang om winkels, restaurants, bedrijven, scholen, universiteiten en overheidsinstellingen over te halen louter eerlijke producten aan te schaffen. Wanneer voldoende instellingen binnen een bepaalde gemeente dat doen, krijgt deze het predikaat Fair Trade Gemeente.

Aldus kan scepsis over ontwikkelingshulp omgezet worden in actie ten gunste van eerlijke economische verhoudingen. Trade Not Aid was immers het devies van de ontwikkelingslanden zelf. Echter, wie op dit terrein actie wil voeren moet drie dingen goed beseffen. Ten eerste: eerlijke handel gaat verder dan het betalen van lonende invoerprijzen. Ten tweede: eerlijke handel betreft niet alleen de invoer, maar ook de uitvoer. Ten derde: eerlijke handel is meer dan invoer plus uitvoer. Het gaat ook om productie- en investeringsverhoudingen: intellectueel eigendom, toegang tot land, water, energie en natuurlijke hulpbronnen. En daarachter liggen ongelijke machtsverhoudingen op financiele markten.

De wereldeconomie steekt nog nog steeds oneerlijk in elkaar. Dat veranderen gaat verder dan ‘ja’ zeggen tegen eerlijke, schone, groene en duurzame producten. Het betekent ook ‘nee’ zeggen tegen alles wat daarmee in strijd is.

Een paar voorbeelden. Fair trade actie betekent het tegengaan van visvangst door westerse high tech schepen die de artisanale visserij langs de kust van Afrika verdringen. Het betekent actie tegen de toepassing van biomassa op basis van houtkap. Het betekent actie tegen de invoer van onduurzaam tropisch hout, en van bloeddiamanten en coltan uit mijnen waar slavenarbeid plaatsvindt. Fair trade vraagt om de stopzetting van de uitvoer van wapens naar ontwikkelingslanden, van het verschepen van vervuild afval en het dumpen van Europese landbouwproducten op Afrikaanse markten. Fair trade betekent geen land grabbing, en minder uitstoot van broeikasgassen, waardoor leefsystemen in andere landen worden aangetast. Fair trade, tenslotte, betekent het bieden van een eerlijke kans aan economische vluchtelingen, die het slachtoffer zijn van deze en andere oneerlijke verhoudingen.