Jan Pronk

Het gelijk van het Westen

Nieuwe Liefde, Zomer 2014

Originele artikel, 253KB

De val van de Muur betekende het einde van het communistisch systeem van de Sovjet Unie en, twee jaar later, ook van de Unie zelf. Dat laatste leek een logisch gevolg van het einde van de dictatuur, maar stond toch op zich. Samen resulteerde dit in algehele afbrokkeling van het Oostblok: ideologisch, staatkundig, politiek, economisch en militair. Het Westen had de ideologische strijd tussen kapitalisme en communisme gewonnen. Rusland was geen imperium meer. Het was economisch verzwakt, zou voortaan de tweede viool spelen en had geen reden meer het Westen militair te bedreigen.

Het Westen beschouwde zich als de overwinnaar van de Koude Oorlog. De overwinnaars keken niet vooruit. Rusland moest maar zo spoedig mogelijk het Westerse systeem omarmen en werd met geld en adviseurs die richting op gestuurd. De hervormingen waren abrupt. Het resultaat was maffioos staatskapitalisme, gepaard met corruptie en inperking van nieuw verworven democratische rechten. Het Westen kan zich er misprijzend over uitlaten, maar is mee verantwoordelijk en heeft er goed aan verdiend.

Tijdens de Koude Oorlog stond het Warschaupact tegenover de NATO. Toen het eerstgenoemde werd opgeheven, bleef de NATO bestaan. Dat had anders gekund. Men had beide kunnen laten opgaan in een gemeenschappelijk veiligheidspact, waarvan alle landen deel uitmaken. Voorstellen in deze richting haalden het niet. In plaats daarvan werden voormalige Oostblokstaten lid van de NATO, waaronder Hongarije, Polen, Tsjechië en de Baltische staten. De Russen moesten wel akkoord gaan, net zoals zij het uiteenvallen van Joegoslavië accepteerden en de erkenning door Europa van de nieuwe staten aldaar. Maar geleidelijk werd Rusland weer sterker en ging het grenzen trekken, eerst onverrichterzake, rond de erkenning van onafhankelijk Kosovo, en later nadrukkelijk, toen het Westen ook Georgië en Ukraine lid wilde maken van de NATO. Dat kwam te dichtbij. Om die reden verzette Rusland zich ook tegen Amerikaanse plannen om in centraal Europa een raketschild te bouwen tegen mogelijke aanvallen uit Iran.

Het was allemaal niet tegen Rusland gericht, maar evenmin  was het een blijk van vertrouwen. De spanningen in de Kaukasus namen toe, binnen de Russische Federatie zelf, zoals in Tsjetsjenië, waar meedogenloos werd opgetreden, maar ook aan de zuidgrens: Rusland bezette delen van Georgië (Abchazië en Zuid-Ossetië) en beschuldigde het Westen Georgië aan te sporen tot agressie. De kans op samenwerking om de nationale veiligheid wederzijds te garanderen op voet van gelijkheid verminderde.

Ze vervloog na de besluitvorming in de Veiligheidsraad over Libië. Rusland pleegt een veto uit te spreken tegen resoluties die regimeverandering beogen. De resolutie over Libië sloot dit uit. De beoogde interventie zou slechts dienen ter bescherming van mogelijke slachtoffers van de burgeroorlog. Rusland (en China) onthielden zich van stemming. Dat was een stap vooruit op de weg naar een nieuwe rechtsbasis voor vrede en veiligheid, hard nodig na de Amerikaanse inval in Irak, tien jaar eerder, na passering van de Veiligheidsraad. Maar de NATO rekte het verkregen mandaat eenzijdig op. Khadaffi werd ten val gebracht. Rusland en China konden zich geschoffeerd achten. Hun noodzakelijke medewerking later (Syrië!) werd daarmee verspeeld.

Rusland is weer een sterke natie. Binnen Rusland heersen nationalistische en groot-Russische sentimenten. Het regime licht de hand met burgerlijke vrijheden, mensenrechten en democratische procedures. Het heeft met de inlijving van de Krim het internationale recht geschonden. Maar een andere westerse politiek had een en ander misschien kunnen voorkomen.