Jan Pronk

Levens redden

Vice Versa, oktober 2010

Originele artikel

Overstromingen, aardverschuivingen, aardbevingen, bosbranden, stormen, ontploffingen en milieurampen waren de afgelopen jaren talrijk. Of het er meer waren dan vroeger, weet ik niet. Of er meer slachtoffers zijn gevallen, evenmin. Maar de aantallen zijn groot. De economische groei in de wereld, de technologische vooruitgang en de verbeterde communicatiemogelijkheden hebben niet geleid tot minder rampen en minder slachtoffers. Dat had wel gemoeten.

Sommigen zeggen dat die drie factoren de aantallen catastrofes en slachtoffers zelfs hebben verhoogd. De economieën zijn kwetsbaarder geworden, de bevolkingsconcentraties dichter en het menselijk handelen riskanter.

Overstromingen in Pakistan zijn deels het gevolg van falend waterbeheer. Bosbranden in Oost- en Zuid Europa worden mede veroorzaakt door onachtzaamheid, net als Industriële explosies in China, mijnongelukken in Rusland en olierampen op zee. Zelfs wie klimaatverslechtering als een puur natuurlijk verschijnsel beschouwt, kan niet ontkennen dat klimaat- en (on)weergerelateerde calamiteiten tegenwoordig wel erg veel slachtoffers maken.

Ik vrees dat de aantallen rampen en slachtoffers groter zullen worden. Om dat te voorkomen, dan wel binnen de perken te houden en de gevolgen op te vangen is beter beleid nodig, op tal van gebieden: bos- en waterbeheer, milieu- en energiebeleid, verduurzaming van de economie. Voorkomen is beter dan genezen.

Maar toch: slachtoffers moeten worden geholpen. De meeste daarvan hebben part noch deel aan het ontstaan van de ramp en waren al arm voordat die zich voltrok. Toch schiet de noodhulp bijna altijd tekort. Er moet om geld worden gebedeld, op speciale internationale conferenties en - binnen landen - via liefdadigheidsacties. Er wordt altijd te weinig opgehaald. Het merendeel van de opbrengst wordt bestemd voor herstel en wederopbouw. Die zijn noodzakelijk, maar de directe hulp aan slachtoffers mag geen uitstel lijden. Echter, die hulp komt bijna altijd te laat, is te gering, en vindt niet goed gecoördineerd plaats,

De internationale noodhulp is het ondergeschoven kindje van de globalisering. De capaciteit van de internationale ontwikkelingsorganisaties is met de globalisering meegegroeid. De coördinatie is verbeterd; de samenwerking met binnenlandse ontwikkelingsorganisaties en het particuliere bedrijfsleven eveneens. Ontwikkeling, zo weten we, moet van binnenuit komen. Van buitenaf kan alleen een beetje extra worden geholpen. Bovendien, ontwikkeling is een langdurig proces en wanneer middelen enige tijd tekort schieten, kunnen plannen worden bijgesteld en de uitvoering over langere tijd worden uitgesmeerd.

Dat alles geldt niet voor de noodhulp. De meeste slachtoffers van rampen vallen de eerste twee dagen.  In die tijd is men aangewezen op hulpcapaciteit die dichtbij in het eigen land beschikbaar is. In arme landen is dat weinig en dat weinige is deels zelf door de ramp onklaar geraakt. In tegenstelling tot ontwikkelingshulp is internationale noodhulp niet iets extra's, maar een kwestie van leven of dood.

De meeste VN organisaties – met uitzondering van het Wereldvoedselprogramma – leggen zich toe op ontwikkelingshulp, niet op noodhulp. De VN noodhulporganisatie OCHA heeft zelf geen uitvoerende capaciteit. OCHA financiert en coördineert noodhulp die door anderen wordt verleend. Ook ECHO, opererend vanuit de EU, is een makelaar van hulp.

De feitelijke uitvoering is in handen van binnenlandse en de internationale NGO's Zij doen prachtig werk en hebben goede netwerken opgebouwd binnen getroffen landen. Maar hun capaciteit schiet te kort. Zij hebben nauwelijks turn key capaciteit, zijn te klein en afhankelijk van charitas. De meeste NGO's gebruiken logistieke en transportcapaciteit van derden en die komt te laat beschikbaar.

De internationale noodhulp moet op de schop. Er zullen fondsen en kredietlijnen beschikbaar moeten komen die direct kunnen worden aangesproken, zonder voorafgaande instemming van donoren, zonder bedelacties. De VN heeft een eigen fysieke hulpverleningscapaciteit nodig, een staand leger hulpverleners – dus niet alleen hulpadministrateurs – aangevuld met direct oproepbare hulpverleners uit afzonderlijke landen. Zij moeten onmiddellijk kunnen beschikken over transportcapaciteit, niet pas na enkele dagen. Militaire transport- en genie-eenheden van afzonderlijke landen kunnen daarbij niet gemist worden, direct oproepbaar en onder VN commando. De VN zal verantwoordelijk moeten worden voor het plannen en monitoren van die capaciteit, en bevoegd om mensen en materieel direct in te zetten. Dat is een grote stap. Het is niet realistisch daarvoor thans te pleiten, hoor ik tegenwerpen. Maar als het niet eens mogelijk is daadwerkelijke capaciteit op te bouwen om mensenlevens te redden, kunnen we een effectieve internationale aanpak van andere crises wel vergeten.

Jan Pronk