Jan Pronk

Macht en vrijheid

Vice Versa, april 2011

Originele artikel

Twintig jaar geleden hield de nieuwe president van de Afrikaanse Unie bij zijn aantreden een toespraak waarin hij zijn mede-presidenten opriep de schuld voor Afrika’s problemen niet langer te leggen bij het kolonialisme, maar bij zichzelf. Inderdaad, zo zei hij, de soevereiniteit is ons ooit ontnomen. Maar toen de soevereiniteit bij de dekolonisatie werd herwonnen, hebben Afrikaanse leiders hem niet aan hun bevolking overgedragen. Integendeel, zij kozen ervoor hun machtsbasis veilig te stellen, macht te verpersoonlijken en leiderschap te mystificeren. Miljoenen burgers werden buitengesloten. Het leidde tot opstand en verzet, stromen van vluchtelingen, en stagnatie in de ontwikkeling van het menselijk potentieel op het gehele Afrikaanse continent. Deze voortgaande strijd tussen macht en vrijheid, zo vervolgde hij, is a permanent rebuke of our political judgment and will. Laten we, zo riep hij op, de dictatuur en andere vormen van macht zonder vertegenwoordiging afschaffen en nog voor het einde van deze eeuw overal in Afrika democratische systemen omarmen.

De toespraak was een retorisch hoogstandje. Onder het gehoor bevonden zich meerdere machtshebbers die zich weinig om democratie en vrijheid bekommerd hadden. Zij moeten zich niet gemakkelijk hebben gevoeld. Maar somigen zullen de toespraak, kort na de val van het communisme, hebben ervaren als niet meer dan politiek correct, als een nieuwe mode waaraan men lippendienst diende te bewijzen, maar die voorbij zou gaan. Die gedachte moet bij hen zijn opgekomen, luisterend naar juist deze spreker: President Babangida van Nigeria. Hij was enkele jaren eerder via een militaire staatsgreep aan de macht gekomen. Onder zijn bewind was de corruptie toegenomen. Babangida beloofde ook in Nigeria zelf vrije verkiezingen, maar toen die enkele jaren later plaatsvonden, erkende hij de uitkomst niet en hield hij vast aan de macht.

Was het louter hypocrisie? Of dacht hij door aan het bewind te blijven erger te voorkomen?  Dat denken meerdere politieke leiders. Als Babangida dat mocht hebben gedacht, werd dat bewaarheid door zijn (overigens niet directe) opvolger: Abacha, een andere couppleger. Abacha schond de mensenrechten op grote schaal, zette opposanten gevangen of liet hen, zoals Ken Saro Wiwa, executeren. Een van die gevangen opposanten was Obasanjo, eveneens voormalig couppleger en ex-president. Obasanjo had zich na zijn aftreden geprofileerd als voorzitter van een Afrikaanse beweging ter promotie van goed leiderschap. Toen hij enkele jaren later, na in vrijheid te zijn gesteld, opnieuw tot president werd verkozen, waren de verwachtingen hoog. Maar ook onder zijn bewind bleef de corruptie wijd verspreid, was er politiek geweld en werd de rechterlijke macht gemanipuleerd.

Machthebbers met wellicht aanvankelijk goede bedoelingen raken ook zelf verwikkeld in het continue conflict tussen macht en vrijheid, waarover Babangida zijn toehoorders onderhield. Jaren later was ik op een van de volgende vergaderingen van de Afrikaanse Unie onder het gehoor van Kofi Annan. Ook ditmaal waren alle Afrikaanse presidenten aanwezig. Het aantal hunner dat zich de macht had toegeëigend middels een militaire staatsgreep was kleiner dan in de eerste decenia na de dekolonisatie. De meesten waren aan het bewind via verkiezingen. Maar aan die verkiezingen zat vaak een luchtje. Kofi Annan hekelde presidenten die de hen grondwettelijk toegestane tweede termijn gebruikten om de grondwet te wijzigen teneinde alsnog een derde termijn mogelijk te maken, of zelfs meer.  “Doe dat niet”, vermaande hij, “zelfs niet wanneer u denkt dat het landsbelang ermee is gediend. Dat is het niet.”

Nooit eerder hoorde ik op een vergadering van de Afrikaanse Unie zo’n donderend applaus. Museveni (Uganda), Deby (Mali) en andere presidenten die zich juridisch in bochten hadden gewrongen om aan het bewind te blijven, konden de toespraak wellicht negeren, maar niethet applaus.