Jan Pronk

Machtsmisbruik rechtvaardigt Wikileaks

Roodkoper, februari 2011

Toen het kabinet den Uyl zich had uitgesproken voor steun aan bevrijdingsbewegingen bracht de Portugese ambassadeur ons het misnoegen over van zijn regering. Hij deed dat op een zodanige manier dat wij begrepen dat niet zwaar te hoeven tillen aan de boosheid van onze NAVO partner, toen zuchtend onder het regime van de dictator Caetano. Het was diplomatie met een knipoog.

Enkele jaren geleden was ik er getuige van hoe de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Colin Powell , aan VN topfunctionarissen de boodschap overbracht dat de VN de massamoord in Darfur als genocide diende te kwalificeren. Een dergelijke uitspraak zou gevolgen hebben voor het optreden jegens de regering in Khartoem. Powell zei het echter op een zodanige wijze dat wij begrepen dat hij er persoonlijk niet achter stond. Er veranderde dus niets.

Uit de letterlijke tekst van deze demarches kon geen gebrek aan loyaliteit worden afgeleid. Echter, de woordkeuze, toonzetting en lichaamstaal van de boodschappers wettigden de indruk dat een en ander niet zo ernstig was gemeend. Wanneer de ontvangers van de boodschap dit zouden hebben opgetekend en dit verslag later openbaar zou zijn geworden, zouden de boodschappers hebben kunnen stellen dat zij niet goed waren begrepen.

Enkele maanden later sprak de Amerikaanse senaat zich op niet mis te verstane wijze uit over genocide in Darfur. Powell kon zich niet langer diplomatie met een knipoog veroorloven. Maar nog diezelfde maand stuurde de CIA een vliegtuig naar Khartoem om het hoofd van de Soedanese veiligheidsdienst- auctor intellectualis van de genocide- op te halen voor overleg over nauwe samenwerking tussen de beide geheime diensten. Het was een geheime missie, met een geheim resultaat, waar zelfs de beide Ministers van Buitenlandse Zaken niet bij betroken waren. Echter, het regime in Khartoem begreep dat men in Washington weliswaar in het openbaar harde taal uitsloeg, maar dat daar geen conclusies aan werden verbonden. Kennelijk hadden beide landen elkaar nodig in de strijd tegen terrorisme en vond men dit in Washington belangrijker dan de mensenrechten.

WikiLeaks heeft beslag weten te leggen op een paar honderdduizend vertrouwelijke diplomatieke verslagen. De openbaarheid daarvan wordt gevreesd door autoriteiten die iets te verbergen hebben. Echter, diplomaten zijn slechts boodschappers. Soms gaat er met zo’n boodschap iets mis, zoals kort voor de eerste Golfoorlog, toen de Amerikaanse ambassadeur in Bagdad Saddam Hussein meer ruimte bood dan Washington zich had voorgenomen. In andere gevallen slagen diplomaten er in misverstanden weg te nemen en politieke tegenstellingen te de-escaleren. Door de wol geverfde diplomaten wisten internationale onderhandelingen tot een redelijk einde te brengen of in ieder geval niet te doen ontsporen. Diplomatie is een vak. Het goed uitoefenen daarvan vereist speciale vaardigheden en vaak vertrouwelijk overleg. Niet alles is gediend met openbaarheid. Men zal soms mogelijkheden moeten aftasten of de tegenstander een uitweg moeten bieden. Onderhandelaars moeten schaken en een aantal zetten vooruit denken. De partij die dat publiekelijk doet verliest geheid van de partij die alles geheim houdt.

Maar achter diplomaten staan politici. En daarachter geheime diensten, belangengroepen en lobbyisten. Daar ligt de macht. Het openbaar maken van vertrouwelijke diplomatieke boodschappen en interpretaties schaadt de macht niet. Dat gebeurt pas wanneer geheime politieke instructies openbaar worden (zoals de door Hillary Clinton gegeven instructie om de Secretaris Generaal van de VN te bespioneren ) of wanneer politici met twee tongen blijken te spreken (zoals regeringen van Arabische landen die publiekelijk steun betuigen aan het regime in Iran, maar de Verenigde Staten aanmoedigen om dit land aan te vallen).

Regeringen laken de openbaarheid die bepleit wordt door WikiLeaks niet omdat zij vrezen dat de diplomatieke vertrouwelijkheid wordt geschonden, maar omdat acties bekend worden die het daglicht niet kunnen verdragen. De roep om openbaarheid komt niet van burgers die alles willen weten - zo onredelijk zijn burgers niet - maar van mensen die reden hebben om hun leiders niet meer te vertrouwen. Regeringen die de waarheid verdraaien en hun bevolking om de tuin leiden, verspelen het recht om bij voorbaat vertrouwd te worden. Leugens over massavernietigingswapens in Irak, geheime gevangenissen, marteling van gevangenen, het gebruik van robotvliegtuigen in Pakistan die vanuit Washington met een druk van de knop worden bestuurd, mist over aantallen burgerslachtoffers bij geheime militaire operaties, valse voorstelling van zaken over de situatie in landen van herkomst van asielzoekers, geheim houden van gegevens over schadelijke gevolgen van producten voor de gezondheid van burgers, dat en nog veel meer heeft een vertrouwensdeficit gecreëerd.

Gezagsdragers claimen dat het openbaar maken van vertrouwelijke stukken de veiligheid in gevaar brengt. Diezelfde gezagsdragers rechtvaardigen geheime operaties veelal op grond van nationale veiligheid. Het is de vraag waardoor de veiligheid meer wordt geschaad. Machtsmisbruik door gezagsdragers is van alle tijden, maar nam de afgelopen jaren een grote vlucht. Dat vraagt om het ontwikkelen van tegenmacht. Daarmee heeft Wikileaks in 2010 een begin gemaakt.