Jan Pronk

Mladic en wij

Nieuwe Liefde, September 2011

Originele artikel

Binnenkort staat Mladic terecht in Den Haag, eindelijk. Velen hopen op een kort proces, een vonnis berustend op enkele onweerlegbare oorlogsmisdaden en levenslange gevangenisstraf. Dan kan het boek definitief gesloten worden. Het alternatief is een proces dat een bijdrage levert aan de geschiedschrijving, waarbij waarheidsvinding voorop staat en alles nog eens aan de orde komt, ook de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van anderen. Dat zou een kostbaar proces worden, in meer dan een opzicht. Het zou lang duren en veel overhoop halen.

Ik heb Bosnië tijdens de oorlog meermalen bezocht. In Gorazde werd ik gegrepen door de angst van de bevolking die als ratten in de val zaten in een omsingelde stad. Ik bewonderde de moed van mensen die hun leven waagden om de linies te doorbreken en de stad van voedsel te voorzien. In Mostar zag ik hoe gedurende een lange nacht slachtoffers van bombardementen een overvol ziekenhuis werden binnen gebracht. Dat ziekenhuis werd zelf ook getroffen, maar de artsen werkten door. In het kapotgeschoten Serajevo zag ik hoe mensen probeerden te overleven in de keldergewelven van flatgebouwen en ervoer ik hun angst voor sluipschutters vanaf de heuvels rond de stad. In Tuzla overheerste het verdriet over jongens en meisjes, meest scholieren, omgekomen bij een raketaanval op het marktplein. De slachtoffers waren altijd gewone burgers, die zichzelf niet konden beschermen en niet door anderen beschermd werden. In voorheen multi-etnische, multiculturele of multireligieuze dorpen waren om en om huizen afgebrand, de rest stond ongeschonden overeind. Dat was niet het gevolg van de oorlog, maar van een doelgerichte zuivering. De gaten in de dorpen toonden het ware gezicht van die zuivering. Rondom die gaten heerste een onwerkelijke rust en een onheilszwangere stilte. Moslims waren gedood, verdreven of gevlucht. Hun voormalige buren hadden het dagelijks leven hernomen alsof zij er nooit waren geweest. Je wist: waar geen bescherming is, of waar die wordt teruggetrokken, wacht de bevolking hetzelfde lot. Om dat te voorkomen waren we in Srebrenica.

De beelden staan op het netvlies van velen gebrand, van overlevenden zowel als van hen die een mandaat hadden om slachtoffers te beschermen. Dat laatste is onvoldoende gebeurd. Is het niet gelukt, of is het niet echt geprobeerd? Die vraag blijft klemmen. En als de beschermers van weleer - vredestroepen, diplomaten, onderhandelaars, politici, in Bosnië zelf, maar ook in de Verenigde Staten, Europa en Nederland - die vraag ontwijken, dan worden zij er iedere keer weer aan herinnerd door overlevenden en nabestaanden: “waarom zijn wij onvoldoende beschermd?”.

Die vraag komt straks wederom aan de orde. De verantwoordelijkheid van Mladic en zijn kompanen voor oorlogsmisdaden en voor de poging tot uitroeiing van een deel van de burgerbevolking van Bosnië staat in dat proces centraal. Maar de discussie over het falen van de beschermers zal opnieuw oplaaien, en terecht.

Het boek Srebrenica is niet gesloten toen de historici van het NIOD het laatste hoofdstuk schreven van hun onderzoeksrapport. De tendens van dat rapport is: ‘het was onvermijdelijk, we konden er niets tegen doen’. Daar komen we niet mee weg.