Jan Pronk

Op naar een hervormde Europese Unie

Vice Versa, april 2016

Originele artikel, 152KB

Lezers van Vice Versa houden zich bezig met de wereld, niet met Europa. Dat ligt te dicht bij. Tegenstellingen in Afrika, Azië, het Midden Oosten en Latijns Amerika boeien ontwikkelingswerkers meer dan spanningen op het eigen continent. Dat is om drie redenen jammer. Ten eerste: studie van de ontwikkelingsgeschiedenis van Europa - wat ging goed of fout, en waarom? - helpt bij het maken van keuzes in ontwikkelingsbeleid. Bovendien: Europa speelde een dominante rol overzee. Bestudering daarvan verhoogt het inzicht in ontwikkelingsprocessen over de grens en kan helpen door Europa bewerkstelligd onheil te herstellen. Ten derde: terwijl veel landen buiten Europa een vooruitgang meemaken, wordt Europa zelf geplaagd door stagnatie, en mogelijk implosie. Juist voor ontwikkelingsdenkers is bestudering van de cirkelgang van de historie zinvol.

In dependencia theorieën was Europa het centrum. Ontwikkelingslanden vormden de periferie. De metropool in het centrum was niet goed voor de periferie. Daarom werd ontkoppeling bepleit, politiek en economisch. Na de Koude Oorlog leidde globalisering tot het tegenovergestelde van ontkoppeling: integratie van ontwikkelingslanden binnen een door het Westen gedicteerde wereldmarkt. Een andere gedachtegang werd dominant: Westers neoliberalisme is goed voor economische groei wereldwijd, ook in het Zuiden.

Sinds de eeuwwisseling worden we geconfronteerd met wereldwijde instabiliteit: klimaat, financiën, (burger)oorlogen, vluchtelingen, geopolitiek, religieus fundamentalisme, economische ongelijkheid en afbrokkeling van de rechtsorde. Dat alles deed zich ook voor in het voorafgaande decennium, maar nu heviger. Hoe moet Europa reageren?

Velen pleiten voor de weg terug: herinvoering van nationale munten en binnengrenzen, geen uitbreiding van de Unie, geen nieuwe akkoorden. Weg met Brussel, weg met de Euro, weg met de EU. Want, zo wordt gesteld: de EU is slecht voor Europa. Wanneer we teruggaan naar Europese waarden van weleer: kleinschaligheid, diversiteit en oprechte nieuwsgierigheid naar de buitenwereld, dan gaat het weer goed, met de mensen en landen van Europa, en met de wereld.

Dat is een drogreden. In het Europa van weleer werd gediscussieerd over waarden – vrijheid, gelijkheid, broederschap, democratie en grondrechten –, maar de werkelijkheid was een nachtmerrie van nationalisme, imperialisme, fascisme, nationaalsocialisme, kapitalisme en wereldoorlogen. Pas met de instelling van de Europese Unie werd die nachtmerrie gestuit, en kreeg de verwezenlijking van de waarden een kans. De EU was niet slecht voor Europa, maar maakte Europa beter. Buiten Europa had men er baat bij. Europese naties pasten de waarden niet meer alleen toe op zichzelf, zoals na de Franse revolutie, maar erkenden de draagwijdte ook buiten de grens. De dekolonisatie werd gevolgd door samenwerking gericht op emancipatie, verzelfstandiging, ontwikkeling, vrede en mensenrechten. Met voormalige tegenvoeters in het Oostblok werden relaties aangegaan die resulteerden in stabiliteit. Sommige werden als nieuw lid verwelkomd. Dat bood hun inwoners vooruitzicht op welvaart.

Drie strategische factoren gaven de doorslag. Ten eerste: Europa was een waarden gemeenschap. De EU was bedoeld als vredesproject, door mensen binnen Europa economisch met elkaar te verbinden op voet van sociale gelijkheid. Ten tweede: het ging stap voor stap. Eerst kolen en staal, toen landbouw, daarna handel, interne markt, vrij verkeer van goederen, personen en kapitaal, gelijke sociale rechten en grondrechten voor alle Europese burgers, vervolgens meer uniforme regels voor milieubeleid, begrotingsbeleid en monetair beleid. Daarna Schengen, Frontex, de Euro, enzovoort. Telkens wanneer zich een nieuw knelpunt voordeed, kwam er een gezamenlijk besluit om dat het hoofd te bieden, uitgaande van eerder overeengekomen gemeenschappelijke waarden. Ten derde: die stappen vond plaats binnen een structuur waarbij de Ministerraad, de Commissie, het Parlement en het Hof van Justitie elkaar in evenwicht hielden, opdat eenmaal verworven rechten werden gegarandeerd en de groten de kleinen niet zouden overheersen. De Europese burgers hadden baat bij die structuur, althans zolang die vier pilaren zichzelf niet belangrijker achtten dan de mensen voor wie zij verondersteld werden te werken.

Het ging lang goed, weliswaar met horten en stoten, maar vooruit. Nu niet meer. Thans maken we er een potje van. Voor het eerst in haar geschiedenis maakt de EU mensen armer dan zij waren (zie Griekenland). Vluchtelingen worden buitengesloten en verhandeld. Technocratie en bureaucratie verstikken democratie. Europese politici die evenwicht moeten bewerkstelligen tussen de macht van het kapitaal en de belangen van arbeid, milieu en mensen, hebben de kant van het kapitaal gekozen en gebruiken neoliberale drogredenen ter rechtvaardiging. Geen wonder dat Europese burgers in bijna alle landen van Europa politici en instellingen niet meer vertrouwen.

Toch maar de weg terug? Nee, want dan zou de nachtmerrie van weleer niet meer worden gestuit. Afzonderlijke Europese naties zouden bovendien geen tegenwicht kunnen bieden aan transnationaal kapitaal en grote landen als Rusland, Amerika en China. Zij zouden zwak staan tegenover transnationale dreigingen als religieus fundamentalisme, klimaatsverslechtering en terrorisme. We kunnen niet meer terug. Dat mag ook niet, omdat de EU, beter dan dertig afzonderlijke landen, de mogelijkheid heeft wereldwijde ontwikkelingen positief te beïnvloeden.

Maar dan wel een hervormde Europese Unie: humaan, sociaal, democratisch en open. Terug naar de waarden van weleer.

    

 

                         Op naar een hervormde Europese Unie

Lezers van Vice Versa houden zich bezig met de wereld, niet met Europa. Dat ligt te dicht bij. Tegenstellingen in Afrika, Azië, het Midden Oosten en Latijns Amerika boeien ontwikkelingswerkers meer dan spanningen op het eigen continent. Dat is om drie redenen jammer. Ten eerste: studie van de ontwikkelingsgeschiedenis van Europa - wat ging goed of fout, en waarom? - helpt bij het maken van keuzes in ontwikkelingsbeleid. Bovendien: Europa speelde een dominante rol overzee. Bestudering daarvan verhoogt het inzicht in ontwikkelingsprocessen over de grens en kan helpen door Europa bewerkstelligd onheil te herstellen. Ten derde: terwijl veel landen buiten Europa een vooruitgang meemaken, wordt Europa zelf geplaagd door stagnatie, en mogelijk implosie. Juist voor ontwikkelingsdenkers is bestudering van de cirkelgang van de historie zinvol.

In dependencia theorieën was Europa het centrum. Ontwikkelingslanden vormden de periferie. De metropool in het centrum was niet goed voor de periferie. Daarom werd ontkoppeling bepleit, politiek en economisch. Na de Koude Oorlog leidde globalisering tot het tegenovergestelde van ontkoppeling: integratie van ontwikkelingslanden binnen een door het Westen gedicteerde wereldmarkt. Een andere gedachtegang werd dominant: Westers neoliberalisme is goed voor economische groei wereldwijd, ook in het Zuiden.

Sinds de eeuwwisseling worden we geconfronteerd met wereldwijde instabiliteit: klimaat, financiën, (burger)oorlogen, vluchtelingen, geopolitiek, religieus fundamentalisme, economische ongelijkheid en afbrokkeling van de rechtsorde. Dat alles deed zich ook voor in het voorafgaande decennium, maar nu heviger. Hoe moet Europa reageren?

Velen pleiten voor de weg terug: herinvoering van nationale munten en binnengrenzen, geen uitbreiding van de Unie, geen nieuwe akkoorden. Weg met Brussel, weg met de Euro, weg met de EU. Want, zo wordt gesteld: de EU is slecht voor Europa. Wanneer we teruggaan naar Europese waarden van weleer: kleinschaligheid, diversiteit en oprechte nieuwsgierigheid naar de buitenwereld, dan gaat het weer goed, met de mensen en landen van Europa, en met de wereld.

Dat is een drogreden. In het Europa van weleer werd gediscussieerd over waarden – vrijheid, gelijkheid, broederschap, democratie en grondrechten –, maar de werkelijkheid was een nachtmerrie van nationalisme, imperialisme, fascisme, nationaalsocialisme, kapitalisme en wereldoorlogen. Pas met de instelling van de Europese Unie werd die nachtmerrie gestuit, en kreeg de verwezenlijking van de waarden een kans. De EU was niet slecht voor Europa, maar maakte Europa beter. Buiten Europa had men er baat bij. Europese naties pasten de waarden niet meer alleen toe op zichzelf, zoals na de Franse revolutie, maar erkenden de draagwijdte ook buiten de grens. De dekolonisatie werd gevolgd door samenwerking gericht op emancipatie, verzelfstandiging, ontwikkeling, vrede en mensenrechten. Met voormalige tegenvoeters in het Oostblok werden relaties aangegaan die resulteerden in stabiliteit. Sommige werden als nieuw lid verwelkomd. Dat bood hun inwoners vooruitzicht op welvaart.

Drie strategische factoren gaven de doorslag. Ten eerste: Europa was een waarden gemeenschap. De EU was bedoeld als vredesproject, door mensen binnen Europa economisch met elkaar te verbinden op voet van sociale gelijkheid. Ten tweede: het ging stap voor stap. Eerst kolen en staal, toen landbouw, daarna handel, interne markt, vrij verkeer van goederen, personen en kapitaal, gelijke sociale rechten en grondrechten voor alle Europese burgers, vervolgens meer uniforme regels voor milieubeleid, begrotingsbeleid en monetair beleid. Daarna Schengen, Frontex, de Euro, enzovoort. Telkens wanneer zich een nieuw knelpunt voordeed, kwam er een gezamenlijk besluit om dat het hoofd te bieden, uitgaande van eerder overeengekomen gemeenschappelijke waarden. Ten derde: die stappen vond plaats binnen een structuur waarbij de Ministerraad, de Commissie, het Parlement en het Hof van Justitie elkaar in evenwicht hielden, opdat eenmaal verworven rechten werden gegarandeerd en de groten de kleinen niet zouden overheersen. De Europese burgers hadden baat bij die structuur, althans zolang die vier pilaren zichzelf niet belangrijker achtten dan de mensen voor wie zij verondersteld werden te werken.

Het ging lang goed, weliswaar met horten en stoten, maar vooruit. Nu niet meer. Thans maken we er een potje van. Voor het eerst in haar geschiedenis maakt de EU mensen armer dan zij waren (zie Griekenland). Vluchtelingen worden buitengesloten en verhandeld. Technocratie en bureaucratie verstikken democratie. Europese politici die evenwicht moeten bewerkstelligen tussen de macht van het kapitaal en de belangen van arbeid, milieu en mensen, hebben de kant van het kapitaal gekozen en gebruiken neoliberale drogredenen ter rechtvaardiging. Geen wonder dat Europese burgers in bijna alle landen van Europa politici en instellingen niet meer vertrouwen.

Toch maar de weg terug? Nee, want dan zou de nachtmerrie van weleer niet meer worden gestuit. Afzonderlijke Europese naties zouden bovendien geen tegenwicht kunnen bieden aan transnationaal kapitaal en grote landen als Rusland, Amerika en China. Zij zouden zwak staan tegenover transnationale dreigingen als religieus fundamentalisme, klimaatsverslechtering en terrorisme. We kunnen niet meer terug. Dat mag ook niet, omdat de EU, beter dan dertig afzonderlijke landen, de mogelijkheid heeft wereldwijde ontwikkelingen positief te beïnvloeden.

Maar dan wel een hervormde Europese Unie: humaan, sociaal, democratisch en open. Terug naar de waarden van weleer.