Jan Pronk

Zoektocht

Roodkoper, september 2010

 Toneelgroep De Appel speelt dit seizoen Tuin van Holland, een zoektocht naar de Nederlandse identiteit. Met deze theatershow markeert regisseur Aus Greidanus het einde van een decennium waarin ons land op zoek was naar zichzelf. In de voorafgaande decennia waren aan de Nederlandse identiteit weinig woorden vuil gemaakt. Voor de eigen geschiedenis werd jarenlang weinig belangstelling getoond. Maar de culturele omwenteling die rond de eeuwwisseling plaatsvond trok in ons land scherpere voren dan elders en heeft de kijk op de Nederlandse identiteit danig veranderd. Wie zijn wij eigenlijk en waarin onderscheiden wij ons van het buitenland? Wat hebben wij met Europa te maken? Welke plaats gunnen we allochtonen, immigranten, asielzoekers en andere vreemdelingen? Wat zijn onze normen en waarden? Het werd een permanente maatschappelijke discussie, in de politiek, in de media, op school en op het werk.

In de openingsscènes van de Tuin van Holland ontmoeten enkele historische figuren elkaar. Elk hunner vertegenwoordigt een stukje Nederlandse identiteit: Willem van Oranje, Kenau Simons Hasselaar, Anne Frank, Majoor Bosshardt, Anne Frank, Mata Hari, Prins Bernhard, Anton Mussert, Zeeuws meisje, Sjoukje Dijkstra en een Oranjefan, Andre Hazes en Sinterklaas, bien étonneés de se trouver ensemble. De mentaliteit van de Nederlander is een mengeling van alles: nu eens heldhaftig en principieel, dan weer sluw en jansalieachtig; doorgaans ruimdenkend en goedgeefs, maar altijd commercieel; prestatiegericht, niet gespeend van flair, maar ook volks; gezellig, op gezette tijden brallerig, nooit gespeend van eigendunk en geneigd tot zelfoverschatting. Voor elk wat wils.

Mentaliteit is een oppervlakkige notie. Een duiding van een gemeenschappelijke identiteit, als die al bestaat, vereist een meer fundamentele analyse, bijvoorbeeld middels een duik in de geschiedenis. In de Tuin van Holland wordt een drietal taferelen getoond van gebeurtenissen die cruciaal zijn geweest voor de ontwikkeling van de Nederlandse natie: de Opstand in 1572, het Rampjaar honderd jaar later, en de terechtstelling van Johan van Oldenbarnevelt daartussen in.

De Opstand wordt minder principieel en heroïsch ten tonele gevoerd dan de Nederlander lief is. Vooral de achterkant van het drama wordt blootgelegd: een combinatie van toeval, ambitie en uit de hand gelopen tegenstellingen. Dat geldt ook voor het Rampjaar. Het lot van de natie, van alle kanten aangevallen, hangt in de voorstelling van De Appel af van een strijd om de macht tussen Oranje, Tromp, de Ruijter en de gebroeders de Witt. Principieel leiderschap wordt overschaduwd door heerszucht, jaloezie, koppigheid, revanche en fataal populisme. Diezelfde factoren komen naar voren bij de terechtstelling van Oldenbarnevelt. Zijn dood vormt de beslechting van een godsdiensttwist tussen Remonstranten en Contraremonstranten. De eersten zijn ruimdenkend, tolerant en modern, zoals Nederlanders zichzelf graag zien, maar delven het onderspit tegen fundamentalisten.

Al met al verschaft de duik in de geschiedenis de toeschouwers van de Tuin van Holland een ontluisterend beeld van de ontwikkeling van onze nationale identiteit. Dat wordt nog sterker aangezet in enkele taferelen over karakteristiek Nederlandse thema's: het verbond tussen geld en geloof (“God zij met ons”), de handel overzee en de strijd tegen het water. Het is een beschamend demasqué van een Nederlandse identiteit die is geworteld in slavenhandel, koloniale uitbuiting, racisme, zelfvoldaanheid en huichelarij. En het land verdrinkt.

Het slottoneel speelt zich af in de kleedkamer. De spelers kijken terug en blikken vooruit. Stel dat Nederland inderdaad onder water dreigt te verdwijnen, beginnen we dan ergens anders opnieuw? Zo ja, waar? De keuze wordt overgelaten aan de toeschouwers, maar de ondertoon is: “we zijn wie we zijn, we gaan gewoon verder en we maken er het beste van”.

De Tuin van Holland is speels en confronterend theater.  Shakespeare en Bredero naast Albee en Pinter. Maar de vraag die Aus Greidanus oproept is, of zijn niets verhullende zoektocht naar de wortels van de Nederlandse identiteit ruimte biedt om de weg te vervolgen. Kunnen we verder of past ons slechts schaamte en halt houden? Loopt de weg dood, door onze eigen schuld?

Kijkend naar de Tuin van Holland dacht ik terug aan een andere voorstelling van De Appel, vorig jaar: Blik, eveneens van de hand van Aus Greidanus. Op het toneel staat een file, een metafoor voor stilstand. Het verkeer op de snelweg is vastgelopen. Een onoverzienbaar lange rij blik staat al dagen vast. Er is geen beweging, geen uitzicht. Ook aan de andere zijde van de vangrail is het angstaanjagend stil. De mensen reageren als in het gewone leven. Zij berusten in het onvermijdelijke, maken van de file hun thuis, passen zich aan, twisten met elkaar, pakken spullen van elkaar af, vieren feest. Zij proberen er het beste van te maken. Maar dan verschijnt uit het niets een onverwachte gast. Het lijkt een nar, die zich ontpopt als een soort verlosser, een Jezus in de gedaante van Mussolini. Hij houdt een brallende toespraak en loopt dan als een rattenvanger van Hamelen weg van de file, met iedereen juichend achter hem aan.