Europa, een verkenning

Bijdrage verkiezingsprogramma PvdA voor het Europese Parlement (2009)

Wereldwijde uitdagingen

Europa en de wereld staan voor grote uitdagingen. Het klimaat verslechtert en daardoor worden kusten bedreigd, berggebieden aangetast en de waterstand grondig gewijzigd. Droogten, erosie, overstromingen en extreme weersomstandigheden vormen nieuwe veiligheidsrisico's. De biodiversiteit neemt af. De visstand vermindert. Tropische ziekten komen ook in Europa steeds meer voor.
Er dreigen tekorten aan energie. We gaan er nog steeds niet zuinig genoeg mee om. Niet alleen in de rest van de wereld, maar ook binnen Europa neemt het energieverbruik toe. De olieprijs stijgt gestaag. De prijsstijging wordt beperkt door de internationale financiële crisis en de recessie, maar dat is tijdelijk. De vraag neemt zo sterk toe en de hoeveelheid makkelijk winbare fossiele brandstoffen is zo beperkt, dat die prijs uiteindelijk op een hoog niveau zal uitkomen. Steenkool vormt net zozeer een bedreiging voor de atmosfeer als olie. Kernenergie produceert afval, waarmee we toekomstige generaties niet willen opzadelen. De technologie heeft daarvoor nog geen oplossing geboden. Zij kan dat wel op het terrein van duurzame energie - wind, zon, getijden en bepaalde vormen van bio-energie - maar dat heeft niet geleid tot voldoende investeringen.
De stijgende vraag naar voedsel in de wereld zorgt voor stijgende voedselprijzen. Er is onvoldoende geïnvesteerd in de landbouw. Grond voor landbouw is voor andere doeleinden aangewend, bijvoorbeeld voor bio-energie. De consumptie van vlees vraagt zoveel veevoeder, dat er te weinig voedselgranen worden geproduceerd. De trits klimaat, energie en voedsel vormt een uitdaging die de mogelijkheden van afzonderlijke landen te boven gaat. Internationale samenwerking is nodig.
Dat geldt ook voor andere problemen van de nieuwe eeuw. De meeste mensen in Europa hebben het nog nooit zo goed gehad als nu. Maar er is veel onzekerheid. De globalisering is gepaard gegaan met de vorming van grote economische concerns en financiële reuzeninstellingen. Zij onttrekken zich aan nationale controle. Hun gedrag bewerkstelligt snelle en fikse schommelingen in de financieel-economische veiligheid van burgers. Dat geldt niet alleen voor beleggers, maar ook voor spaarders, gepensioneerden, hypotheeknemers, werknemers en belastingbetalers, dus voor iedereen. De internationale financiële crisis die zich in de tweede helft van 2008 is gaan aftekenen zal diepe sporen trekken in de reële economie. Het vertrouwen neemt af, de werkloosheid neemt toe en sociale voorzieningen komen onder druk te staan.
De ongelijkheid in de wereld wordt steeds groter. Binnen Europa is dat minder het geval dan daarbuiten. Maar de internationale ongelijkheid vormt een extra bedreiging van de economische en politieke stabiliteit, ook van Europa.
In tal van landen buiten Europa falen regeringen om stabiliteit, vrijheid en recht te verzekeren voor hun burgers. Politieke conflicten binnen die landen nemen toe. Het leidt tot migratie, asielverzoeken, wapenhandel, burgeroorlog en terrorisme. Beleid om een en ander tegen te gaan leidt veelal zelf ook weer tot schending van mensenrechten.
De internationale rechtsorde is de laatste jaren verzwakt. De Verenigde Naties en andere internationale organisaties zijn tegen dit soort problemen niet meer opgewassen. De instellingen zullen moeten worden hervormd en versterkt. Ideeën te over, maar de politieke besluitvorming vereist tijd, visie en kracht.
Een Europees antwoord.
Europa kan een antwoord zijn op deze problemen. De landen in Europa, de grote zowel als de kleine, zijn ieder afzonderlijk niet meer in staat om welvaart en veiligheid van hun burgers zeker te stellen. Dat is riskant. Europa als geheel kan het evenmin op eigen kracht. Samenwerking met andere landen is geboden. Soms is een krachtig tegenspel tegen andere landen vereist. Een doeltreffend optreden ten opzichte van dictatoriale regimes zoals in Soedan en Birma vereist dat alle Europese landen dezelfde opstelling kiezen. Schendingen van mensenrechten moeten gezamenlijk worden bestreden. Zo niet, dan worden de Europese landen uit elkaar gespeeld en - erger - gaan die schendingen gewoon door. De grote conflicten in het Midden Oosten, tussen Israël en Palestina, op de Balkan, in de Kaukasus en in Zuid West Azië vereisen gezamenlijk optreden. De grootmachten Amerika, Rusland en China zijn economisch sterk, en in staat op alle terreinen snel politieke beslissingen te nemen. Europa zal een sterke medespeler moeten zijn op het internationale vlak. Er is een Europees initiatief nodig om te komen tot een betere ordening van de wereld, die in toenemende mate ontregeld raakt.
Dat betekent niet dat de Europese Unie er naar dient te streven een macht te worden zonder meer. Het gaat altijd om drie dingen. Ten eerste: een effectieve aanpak van wereldwijde problemen. Ten tweede: het belang van de eigen burgers, hun welvaart en hun veiligheid. Ten derde: het uitdragen van waarden die Europese naties gemeen hebben: vrede, vrijheid, democratie, mensenrechten, de rechtsstaat, vreedzaam samenleven van groepen met een verschillend geloof of verschillende culturen, scheiding van machten, sociale welvaart waaraan de hele bevolking deel kan hebben, respect voor minderheden, duurzaamheid en zorg voor het welzijn van toekomstige generaties. Dergelijke uitgangspunten en beginselen zijn een politieke strijd waard, zowel binnen Europa zelf als daarbuiten.
Twijfel
Kan Europa dit soort uitdagingen aan? Twijfel overheerst. Europa lijkt zelf verzwakt. De bevolking is sceptisch. De afstand tussen burgers en de Europese instellingen, inclusief het parlement, is groot. Dat besef is weliswaar doorgedrongen tot de politiek, maar heeft niet geresulteerd in doeltreffende acties om de kloof te overbruggen. De uitbreiding van de Europese Unie met landen, die gedurende de Koude Oorlog achter het IJzeren Gordijn lagen, wordt door velen niet gezien als een nieuwe fase in een Europees vredesproject - de oorspronkelijke reden waarom de Europese Gemeenschap tot stand kwam - maar als een bedreiging. Verdragen, die gesloten werden om de samenwerking tot nieuwe terreinen uit te breiden en om de besluitvorming te verbeteren, worden door tal van burgers niet vertrouwd. Het recente verdrag van Lissabon staat na de afwijzing in het Ierse referendum op losse schroeven.
Europa is in de ogen van velen elders in de wereld een redelijk alternatief voor de grootmachten. Men ervaart Europa als minder machtsbelust, als een belangengemeenschap die op een niet-bedreigende manier waarden uitdraagt, die men eigenlijk zelf ook zou willen nastreven. De keerzijde daarvan is dat men denkt de Europese Unie gemakkelijk en zonder consequenties te kunnen uiteenspelen. Dat is gemeengoed geworden: de Verenigde Staten doen het, Rusland, Servië, Israël en Soedan.
Vele burgers binnen Europa zien de Europese Unie als een macht die zich van hen heeft vervreemd. In hun ogen hangen de instellingen in de lucht. Zij voelen zich er niet door vertegenwoordigd. Dat gevoelen raakt gemeengoed in tal van landen, in Nederland en Frankrijk en Engeland net zozeer als in Ierland. Het maakt Europa tot een economische reus op lemen politieke voeten. Het maakt het optreden van Europa als waarden- en belangengemeenschap nog minder effectief.
Het gaat dus niet om slechts één politiek probleem, maar om twee: Is Europa bereid en in staat om de wereldwijde uitdagingen het hoofd te bieden? En: wat is het politieke antwoord op de groeiende de scepsis en twijfel aan de Europese Unie, die leidt tot steeds meer uitholling van de gemaakte afspraken om samen te werken? De eerste vraag betreft de positie van Europa in de wereld. Het antwoord daarop is van wezenlijk belang voor de burgers binnen Europa. De tweede vraag betreft de verhouding van de burgers van Europa tot hun eigen instellingen. Het antwoord daarop bepaalt de legitimiteit van Europa in de wereld en dus haar mogelijkheden de belangen van haar burgers effectief te behartigen.
De inzet destijds
Kan het? Europa kan leren van haar eigen verleden. Ruim een halve eeuw geleden bestonden de uitdagingen uit het definitief voorkomen van een nieuwe wereldoorlog, die zou beginnen op het Europese continent. Maar de uitdagingen gingen verder: nooit meer genocide, een halt toeroepen aan fascisme en communistische dictatuur, geen economische crises meer en geen massawerkloosheid. Om dat tot stand te brengen werd gekozen voor economische samenwerking, gedragen door de bevolking van Europa: ambitieus maar toch maat houdend, niet te veel tegelijk. Eerst kolen en staal - energie en industrie - daarna landbouw. Vervolgens handel: eerst een douane unie en later een interne markt, eerst alleen voor producten, later ook voor diensten. Zwakkere regio's werden gesteund om economische ongelijkheid tegen te gaan. Na verloop van tijd konden economische machtsconcentraties worden aangepakt. Om dat alles te verduurzamen en om gezamenlijk sterker te staan op de wereldmarkt werd uiteindelijk ook een beperkte monetaire unie ingesteld. Zo kon worden voorkomen dat landen hun problemen op elkaar zouden afwentelen. Het was een logische laatste stap, maar landen waren vrij om haar al dan niet te zetten.
De geleidelijkheid heeft gewerkt. Burgers ontvingen binnen de Europese Gemeenschap tweeërlei identiteit. Duitsers en Fransen werden Europeaan zowel als Duitser respectievelijk Fransman. Anderen zagen dit gebeuren, kregen er vertrouwen in en voegden zich erbij. Die keuze werd ondersteund door de geleidelijk verdergaande economische integratie en door de verduurzaming van de verworvenheden: vrede, vrijheid, democratie, garantie van burgerlijke en politieke mensenrechten, ook van minderheden, en niet in de laatste plaats: steeds meer welvaart. Het Europa van na 1950 was een wereld van verschil ten opzichte van de situatie in de eerste helft van de vorige eeuw en de mensen wisten dat.
Dat succes kon worden toegeschreven aan een combinatie van visie, politiek leiderschap, ambitie, draagvlak en geleidelijkheid.
Erosie
Dat alles is aan erosie onderhevig gebleken. Vijftig jaar later wordt de Europese Unie gekenmerkt door minder visie, minder leiderschap, een andere ambitie - meer gericht op een verfijning van de regels en instrumenten dan op de verwezenlijking van het oorspronkelijke doel - en een tempo dat door de burgers ervaren wordt als van boven af gedicteerd. Dat heeft geleid tot een geringer draagvlak.
Burgers incasseerden de verworvenheden van de Europese integratie tot nu toe met instemming: de economische voordelen van een uitgebreide en vrije markt en van monetaire stabiliteit en een sterke munt; stelselmatige stijging van de welvaart en structureel hoge werkgelegenheid; verduurzaming van vrede, vrijheid en democratie; onbelemmerd reizen en communiceren. Nieuwe generaties, die het verschil met voorheen niet aan den lijve hebben ondervonden, zijn geneigd dergelijke verworvenheden als vanzelfsprekend te ervaren, als een recht dat hen toekomt. Dat maakt die verworvenheden kwetsbaar. Men krijgt meer oog voor tekorten die zich nog voordoen, voor onzekerheden en bedreigingen, die uit de integratie zelf voortvloeien. Men ervaart het besluitvormingsproces, dat tot die verworvenheden en onzekerheden heeft geleid, als niet transparant, als ver weg en dus als niet democratisch.
Binnen de politieke en bestuurlijke elites ontstaat in reactie daarop snel de neiging de burger onmondig te verklaren. Zij benadrukt alleen de positieve kanten van de integratie. Zij stelt dat alles wat zich in Europa afspeelt het resultaat is van ooit op nationaal niveau genomen beslissingen. Omdat het nu eenmaal gaat om een veel groter gebied dan dat van de afzonderlijke natiestaten, spreekt het vanzelf, zo wordt gesteld, dat de besluitvorming zich verder van de burgers verwijdert.
Nieuwe generaties burgers hebben daar geen boodschap aan. De verworvenheden zijn voor velen niet onverdeeld positief. Zij werken niet voor iedereen op dezelfde manier uit. Zij worden ter discussie gesteld. Politiek zullen zij telkens opnieuw waargemaakt moeten worden.
Herijking
Daarom is het tijd voor bezinning op de verworvenheden, de tekortkomingen en de uitdagingen. Er zullen nieuwe prioriteiten moeten worden gesteld. De uitdagingen die voor Europa besloten liggen in de globalisering zullen alleen dan het hoofd geboden kunnen worden, wanneer het interne draagvlak wordt verstevigd. Dat vereist dat de ongerustheid van Europese burgers serieus wordt genomen.
In een groot aantal landen van de Europese Unie hebben burgers bij diverse gelegenheden, ondermeer rond de recente referenda, de vrees tot uiting gebracht dat:
- de economische interne markt leidt tot een uitholling van de nationale welvaartsstaat.
- beslissingen te ver weg van de burger worden genomen en daarom berusten op onjuiste afwegingen;
- de uniforme regelgeving, die uit de integratie voortvloeit, nationale identiteiten ondermijnt;
- de uitbreiding met nieuwe lidstaten in Midden en Oost-Europa tot zoveel migratie leidt, dat de werkgelegenheid in gevaar komt;
- eventuele nieuwe uitbreiding (met ondermeer Turkije) de economische en politieke balans verstoort;
- uitbreiding en immigratie samen leiden tot de aanwezigheid van grote groepen mensen met een religie dan wel een cultuur die niet ervaren wordt als behorend tot de Europese traditie;
- vrij verkeer van goederen, goederen en diensten wordt misbruikt voor criminele doeleinden.
Deze opsomming is niet uitputtend. Maar ook wie meent dat deze vrees niet op alle punten gerechtvaardigd is, dient te erkennen dat het politieke klimaat veranderd is. Dat vormt een reden tot zorg. Het antwoord daarop ligt in een beleid dat gericht is op:
- meer diversiteit en differentiatie binnen Europa, meer mogelijkheden tot behoud van nationale en regionale identiteiten;
- gelijke behandeling van alle werknemers afkomstig uit alle lidstaten. Voor iedereen dezelfde arbeidsvoorwaarden, alleen arbeidsbemiddeling op basis van vergunning, bestrijding van illegale arbeidsbureaus en van uitbuiting, overgangstermijnen die voorkomen dat de arbeidsmarkt uit evenwicht raakt;
- toezicht op het nakomen van door de nieuwe lidstaten aangegane verplichtingen, sancties op het eventueel verzaken van deze verplichtingen, onherroepelijke naleving van toetredingsvoorwaarden;
- een zichtbaar Europees beleid ter bevordering van de sociale en economische integratie van minderheden
- vrij baan voor binnenlands sociaal beleid: sociale zekerheid, sociale voorzieningen, gezondheidszorg, arbeidsmarkt en arbeidsomstandigheden. Waarborging van het publieke karakter van op nationaal niveau als publiek beschouwde diensten.
Nieuwe regelgeving zal getoetst moeten worden aan dergelijke voorwaarden. Pleidooien om bestaande regels te herijken mogen niet buiten de orde worden geplaatst. Ook wanneer herijking op korte termijn niet mogelijk is, zullen nationale politici en Europese parlementariërs zich hiervoor sterk moeten maken. Zij dienen de burgers van Europa te tonen dat zij zich verzetten tegen overmatige gulzigheid van Europese instellingen.
Intussen hebben zich nieuwe ontwikkelingen voltrokken. De recente financiële crisis, die haar oorsprong vond op de financiële markten in de Verengde Staten heeft de gehele wereldeconomie aangetast. De gevolgen zijn niet overal ter wereld gelijk. Dat hangt niet alleen samen met verschillen qua economische structuur van de diverse landen. Ook de marktordening en het beleid verschilden per land. Ook in Europa zijn fouten gemaakt en ook binnen de Europese Unie schoot de ordening van de financiële markten (inclusief het toezicht op de banken en financiële instellingen) tekort. Maar toch heeft deze crisis de voordelen van Europese samenwerking ondubbelzinnig aangetoond. Afzonderlijke landen met kleine markten en een kleine munt zijn niet opgewassen tegen de schokgolven veroorzaakt door de globalisering, zelfs niet wanneer hun economie gezond is. De combinatie van een gemeenschappelijke markt met een gemeenschappelijke munt, de Euro, heeft de landen van de Europese Unie in staat gesteld het hoofd te bieden aan transnationale financiële manipulaties en de gevolgen gezamenlijk op te vangen. Dat is in het belang van alle burgers: werkenden, spaarders en gepensioneerden. De hervormingen van het financiële bestel, die na de omvangrijke reddingsoperaties zullen moeten volgen, kunnen alleen met een gezamenlijk Europees optreden tot stand worden gebracht.
Een en ander betekent dat het niet alleen gaat om de voorbereiding van een verkiezingsprogramma ter gelegenheid van de verkiezingen voor het Europees parlement in 2009. Het gaat om een visie op de langere termijn. De uitwerking en het in praktijk brengen daarvan zijn niet voorbehouden aan eenmaal gekozen leden van het Europees parlement. De behartiging van de belangen van de burgers in de Europese Unie vereist evenzeer een alert en eenduidig optreden van nationale bewindspersonen en nationale parlementariërs.
In het licht van de grote uitdagingen gesteld door de globalisering en gezien de erosie van het concept Europa zelf, is er wederom behoefte aan visie, ambitie, politiek leiderschap en een stevig civiel draagvlak, dat niet wordt ondermijnd door een van bovenaf opgelegd tempo. Negatieve gevolgen van globalisering moeten worden tegengegaan. Voordelen van globalisering moeten aan alle burgers van Nederland, Europa en de wereld ten goede kunnen komen. Daarbij heeft Europa een belangrijke rol te spelen, al was het slechts omdat deze uitdagingen de mogelijkheden van nationale staten vaak te boven gaan. Om die rol naar behoren te vervullen zijn duidelijke politieke keuzes nodig. Het gedachtegoed van de sociaal-democratie vormt daarbij een goed richtsnoer, zowel voor de inhoud van het beleid - sociaal, zonder mensen uit te sluiten - als voor de wijze waarop de politieke beslissingen worden genomen: democratisch, dicht bij de burgers.Dat kan.
Tot slot
De erkenning van de noodzaak van een sterker Europa om een aantal wereldwijde uitdagingen het hoofd te bieden mag echter niet leidden tot steeds meer interne regels en steeds meer overdracht van nationale bevoegdheden aan Brussel. Integendeel, dat zou afleiden van de hoofdproblemen en zelfs tot verzwakking kunnen leiden, in plaats van versterking. Wanneer steeds meer uitvoering van beleid en steeds ingewikkelder beleidsvoorbereiding in handen komen te liggen van een bovennationale bureaucratie, wordt de ruimte waarbinnen politici - regeringen zowel als parlementariërs - in goed overleg beslissingen kunnen nemen geringer. De parlementaire controle wordt uitgehold en burgers verliezen vertrouwen. Dat verzwakt de mogelijkheden van de Europese Unie om daadwerkelijk invloed uit te oefenen op de internationale aanpak van wereldwijde problemen. Daarom kiezen we ook voor minder: minder regels, minder uniformiteit, minder keurslijf. Minder voor meer: meer gezag naar buiten, meer vertrouwen van binnen, meer verscheidenheid.
Dat betekent ook dat de discussie over Europa minder hoeft te gaan over instituties en procedures en meer over politiek en beleid. In de afgelopen jaren is de discussie toegespitst op de vraag of het Verdrag van Lissabon kon worden geratificeerd en hoe de besluitvorming daarover zou moeten plaatsvinden. Ook al staat er heel veel in dat Verdrag over het te voeren beleid in Europa, toch was het onvermijdelijk dat de aandacht vooral uitging naar vragen rond bevoegdheden. Dat zijn eigenlijk vragen rond de macht en die zijn altijd legitiem.
Velen in Europa, en ook in Nederland, bepleitten een referendum. In ons land is het er in laatste instantie niet van gekomen. Velen betreuren dat, anderen volstrekt niet. De scheidslijn tussen voor- en tegenstanders viel niet samen met die tussen politieke partijen. Intussen hebben beide Kamers van het Nederlandse Parlement het Verdrag geratificeerd. Ook zij die politiek een andere opvatting zijn toegedaan zullen erkennen: dat is staatsrechtelijk juist.
Of het Verdrag in werking zal treden hangt af van de politieke besluitvorming in andere lidstaten, waaronder Ierland. Het is mogelijk dat een definitieve beslissing valt nog voor de verkiezingen van het Europese Parlement. Maar dat is lang niet zeker. Maar op dit moment is het van belang de discussie toe te spitsen op de politieke prioriteiten voor de komende jaren en op de wijze waarop de problemen moeten worden aangepakt, ongeacht de vraag of het Verdrag in werking treedt. De politieke scheidslijnen over het te voeren beleid zelf moeten niet verduisterd worden door lang voortslepende discussies over instituties en procedures, hoe belangrijk ook.
Europese burgers moeten zich bij de komende verkiezing voor het Europees parlement kunnen uitspreken over enkele concrete keuzes die in de komende jaren moeten worden gemaakt. Politieke partijen zullen zich er voor moeten inzetten dat vele burgers naar de stembus gaan en dat zij zich zo duidelijk mogelijk uitspreken over in latere jaren te maken keuzes. Daarna zullen zij ervoor moeten zorgen dat de uitkomst van die verkiezingen later ook werkelijk doorklinkt in het beleid. Wanneer dat niet het geval is, bijvoorbeeld doordat alleen gekozen leden van het Europees parlement zich er door gebonden achten, terwijl andere instellingen zoals de Europese ministerraad zich er weinig aan gelegen laten liggen, neemt de kloof tussen burgers en bestuur toe. Dan zou het gevoel onder burgers, dat er een democratisch tekort heerst in Europa, nog sterker worden dan ten tijde van het jongste referendum.
Het zou bijvoorbeeld om de volgende zeven hoofdkeuzes kunnen gaan:
- In het buitenlandse beleid minder overlaten aan de afzonderlijke grote landen Frankrijk, Duitsland en Engeland en daarom meer met een stem spreken.
- Een eigen Europese positie naast grote landen als Amerika, Rusland en China, niet tegenover hen, maar zelfstandig bepaald en effectief uitgedragen.
- Onderlinge solidariteit tussen de lidstaten van Europa. Geen nieuwe toezeggingen tot uitbreiding, maar wel een intensieve samenwerking, op verschillende wijze vormgegeven, met buurlanden en buurregio's van Europa, ook om de vrede te bewaren buiten de grenzen van de Europese Unie, mede in het eigen Europees belang.
- Een Europese economie gebaseerd op een geringer gebruik van energie en op een verschuiving naar duurzame energie. Dat geldt niet alleen de industrie, maar ook de landbouw en het verkeer en vervoer. Daartoe wordt binnen de Europese begroting een verschuiving aangebracht: minder financiën voor landbouw en voor de regio's, meer voor energie en milieu.
- Zoveel mogelijk ruimte voor een eigen nationale invulling van het sociale beleid.
- Scherper toezicht op multinationale ondernemingen, banken en financiële instellingen.
- Hoge prioriteit voor de handhaving van mensenrechten, garantie van de rechten van minderheden en bescherming van vluchtelingen, dit alles ook binnen Europa zelf.
Het is de moeite waard om op deze punten stelling te nemen. Dat kan bij de aanstaande verkiezingen voor het Europese parlement, maar dan niet alleen. Het zal continue politieke aandacht vragen in de jaren daarna, niet alleen van de gekozen Europese parlementariërs, maar ook van regeringen, leden van nationale parlementen, waaronder dat in ons eigen land, politieke partijen, maatschappelijke bewegingen en uiteindelijk ook van burgers zelf. Dat continue politieke proces zal democratisch moet zijn. Een democratisch Europa, een sociaal Europa, een rechtvaardig Europa, een duurzaam Europa, een Europa dat de grote wereldwijde uitdagingen met gezag tegemoet kan treden.
Dergelijke keuzes bepalen in de komende jaren het verschil tussen een progressieve en een conservatieve politiek betreffende Europa. Een uitslag van de aanstaande verkiezingen voor het Europese parlement die een keuze weerspiegelt voor een progressieve politiekkan een wereld van verschil betekenen ten opzichte van het Europa van vandaag.
Daarom gaat het bij de komende verkiezingen en daarna.
Essay geschreven als bijdrage aan het verkiezingsprogramma van de PvdA`voor het Europese Parlement (2009)