Ja tegen missie in Uruzgan, mits...

NRC Handelsblad 28 November 2007

Praat met de Taliban. Zie hen niet als terroristen maar als nationalisten
De Afghanistandiscussie in ons land gaat over de vraag of de Nederlandse militaire inzet in Uruzgan moet worden voortgezet. Zij zou moeten gaan over de vraag wat de internationale gemeenschap - en dus niet alleen Nederland - in en voor Afghanistan wil bereiken, niet alleen militair, maar ook politiek.
Een duurzame vrede kan niet van buiten af worden opgelegd, hoogstens bevorderd. De keuze van de manieren waarop is aan de Afghanen. Het tempo eveneens. Vrede is alleen te verwezenlijken wanneer alle machtsgroepen in het politieke proces worden betrokken en uiteindelijk kunnen meedelen in de macht.
Dat geldt ook de Talibaan. Die vormen niet slechts een tijdelijke machtsgroepering, maar een essentieel deel van de bevolking. De Talibaan zullen niet moeten worden beschouwd als een terroristische organisatie, maar als een nationalistische beweging die strijdt tegen buitenlandse overheersing.
Erkend moet worden dat de Talibaan militair niet kan worden verslagen.Zoals iedere guerilla wortelen ook de Talibaan in de bevolking. Deels uit overtuiging, deels uit vrees. Het is bij iedere guerilla altijd beide. Er is altijd een deel van de bevolking dat de buitenlandse vredestroepen met overtuiging steunt, altijd ook een deel dat zich uit overtuiging tegen die vredestroepen keert, en altijd een deel dat zich pragmatisch opstelt, afhankelijk van de inschatting van het (gewelds)perspectief. Voor de stelling: “de bevolking staat aan onze kant”, hebben buitenlandse interventie machten altijd en overal argumenten kunnen vinden. Het is altijd zowel waar als niet waar.
In zo'n situatie is de tactiek van het winnen van de hearts and minds niet duurzaam. Het helpt een beetje, ter verhoging van de veiligheid, maar eigenlijk kom je nooit verder dan het winnen van de minds, rationeel, tijdelijk, niet de hearts. Integendeel, hoe langer de strijd duurt hoe meer de tegenstander zich verhardt, hoe meer zij zich schuldig maakt aan schendingen van mensenrechten, maar ook: hoe meer mensen in de armen van de tegenstander worden gedreven.
Dat lijkt tegenstrijdig. Het is dat niet. Zo is het ook elders gegaan. Bovendien: de Talibaan zullen steeds sterker worden, steeds weer terugkomen, steeds weer opnieuw kunnen rekruteren onder nieuwe generaties van talloze jongeren, zowel in het land zelf als wel onder de diaspora in de vluchtelingenkampen, al was het slechts uit wraak. Verwacht bij hen geen oorlogsmoeheid; zij hebben geen alternatief, het wordt hun leven. Op een gegeven moment wordt de strijd een doel op zich zelf, in plaats van het najagen van politieke doelstellingen. Dan is het te laat voor politieke onderhandelingen en rest alleen geweld. Dan zijn er zeer veel slachtoffers gevallen en heeft het heel lang geduurd. Voortgaande strijd in Afghanistan vormt bovendien een voedingsbodem voor de verdere destabilisatie van Pakistan. Die destabilisatie zou, veel meer dan chaos in Afghanistan, catastrofale gevolgen hebben voor de internationale veiligheid. Die kunnen niet met een buitenlandse militaire inmenging worden beperkt.
Zo wordt geen vrede bereikt. Het gaat om een oplossing die ook zonder buitenlandse presentie kan worden verduurzaamd. Een exit strategie hoeft niet te mikken op een snelle exit, wel op het voorkomen van verzanding. Als debuitenlandse aanwezigheid wordt verankerd, komt de exit steeds verder weg te liggen. In dat geval zouden er slechts twee mogelijkheden overblijven: altijd blijven (dat is feitelijk onmogelijk) of mislukt wegtrekken (een politieke nederlaag dus, als in Vietnam)
Voor een duurzame oplossing is de vraag of de Nederlandse militairen nog twee jaar blijven, al dan niet afgeslankt of aangevuld, minder belangrijk dan de vraag welke strategie de partners gezamenlijk voeren. Nederland zou moeten voorstellen een nieuwe politiek strategie te ontwerpen. Deze kan de volgende stap-voor-stap benadering inhouden:
  1. Bereidheid om de VN te verzoeken het voortouw te nemen tot een nieuw politiek initiatief, om te komen tot overleg met Talibaan.
  2. Bekendmaking door ISAF dat men gedurende een bepaalde periode bereid is tot een consolidatie van posities, zonder uitbreiding daarvan. ISAF zal zich zelf verdedigen wanneer men wordt aangevallen. Wanneer dat meer dan eens het geval is wordt de eenzijdige beslissing, zich tot consolidatie te beperken, herzien. Het risico dat de Talibaan gedurende die periode haar positie versterkt wordt geaccepteerd
  3. Het aanstellen van een persoon die vertrouwen geniet van de regering Karzai, de Talibaan en de VN om de partijen informeel en vertrouwelijk te polsen over voorwaarden voor en modaliteiten van gesprekken
  4. Daarna: talks about talks
  5. Bereidheid tot inwilliging van enkele van de kant van de Talibaan te verwachten voorwaarden vooraf, onder het gelijktijdig stellen van tegenvoorwaarden aan de Talibaan: stop het terroriseren van de bevolking.
  6. Bereidheid tot overleg over een gemeenschappelijk overeen te komen wapenstilstand
  7. Intensivering van de wederopbouw, zodra een wapenstilstand is verwezenlijkt, zodat de bevolking perspectief wordt geboden, zonder voor wraakneming te hoeven vrezen
  8. Bereidheid te streven naar, uiteindelijk, een politieke overeenkomst die de Talibaan laat delen in de macht in (delen van) Afghanistan.
Er is gezegd dat men toch niet kan onderhandelen met een beweging die zich zo schuldig maakt aan mensenrechten schendingen. Dat dit wel kan, is destijds aangetoond met Renamo opstandelingen in Mozambique. Doorslaggevend is dat voortdurende strijd tot steeds meer en ernstiger schendingen leidt en dat politieke onderhandelingen kunnen leiden tot normalisatie.
Nederland zal de continuering van haar militaire aanwezigheid moeten verbinden aan de voorwaarde dat de coalitie bereid is een andere politieke strategie te voeren. Als de coalitiepartners daartoe niet bereid zijn, is er geen perspectief op succes en dient Nederland op het afgesproken moment te vertrekken. Een beetje blijven is schijn, face saving, meer niet. Een afgeslankte en eventueel door andere landen aangevulde aanwezigheid kan wel zinvol zijn, mits in die periode gezamenlijk serieuze stappen worden gezet op weg naar een andere politieke strategie.
Alleen op die manier zadelen we de uitgezonden militairen niet op met een uitzichtloze missie. Alleen dan ontstaat de mogelijkheid de Talibaan, dan wel vleugels daarbinnen, te vervreemden van Al Queda. Alleen dan kunnen we volhouden dat we de Afghaanse bevolking niet aan haar lot overlaten, maar haar de ruimte en de mogelijkheden bieden om gezamenlijk het eigen lot te bepalen.
Jan Pronk