Verwerp het onfatsoenlijke kapitalisme

Socialisme en Democratie, Maart 2008

Originele artikel

Wouter Bos en ik verschillen in onze appreciatie van het hedendaagse kapitalisme. In zijn reactie op mijn Den Uyl-lezing stelt Bos dat de wereldwijde ongelijkheid weliswaar is toegenomen, doch onder gelijktijdige verbetering van de kwaliteit van leven voor de allerarmsten. Dat laatste weegt voor hem zwaarder dan dat de afstand ten opzichte van de beterbedeelden groter is geworden. Ik deel die opvatting niet, om twee redenen. Geen enkele samenleving, ook de wereldwijde samenleving, kan zich een te grote ongelijkheid veroorloven. Die leidt tot onoverbrugbare conflicten en uiteindelijk tot geweld. Dat kan tijdelijk worden afgewend door steeds meer te investeren in veiligheid en bescherming van de beterbedeelden. Ik acht dat niet in overeenstemming met het perspectief dat sociaal-democraten voor een samenleving schetsen. Het is bovendien niet effectief: vroeg of laat zullen degenen die zichzelf van ieder perspectief beroofd achten geen andere uitweg zien dan geweld, ten koste van alles.

Daar komt bij dat het niet waar is dat de kwaliteit van leven voor de allerarmsten in de wereld de laatste decennia is verbeterd. De cijfers van westers georiënteerde internationale organisaties als de Wereldbank laten weliswaar zien dat de armoede afneemt, maar de werkelijkheid is anders. Velen in de wereld kennen stagnatie van hun levensstandaard, vele anderen achteruitgang. Op het niveau van een dollar per dag - de officiële armoedegrens - is fatsoenlijk leven onmogelijk. De economische groei leidt weliswaar tot een versterking van de positie van de mondiale middenklasse, maar ook tot klimaatverslechtering waarvan de gevolgen worden afgewenteld op de armste bevolkingsgroepen die leven in de meest kwetsbare gebieden. Ook anderszins worden de armsten verdrongen. Landbouwsubsidies en protectionisme in rijkere landen hebben kleine boeren in ontwikkelingslanden definitief van de markt buitengesloten. Zij hebben steeds minder toegang tot vruchtbare grond. Zij worden daarvan verdreven en gedwongen hun heil te zoeken in het stedelijke proletariaat. Daar is onvoldoende werk. De kosten van behuizing, voedsel, water, onderwijs en gezondheidszorg zijn voor hen niet op te brengen, omdat de stedelijke middenklasse de onderklasse buitensluit.

Het zijn slechts voorbeelden. In al deze gevallen is geen sprake van groepen mensen die in verhouding tot armere bevolkingsgroepen beter zijn bedeeld, maar van een wereldwijde klasse die zich zelf beter heeft bedeeld ten koste van anderen, willens en wetens. De manier waarop is anders dan in eerdere fasen van het kapitalisme, maar hetzelfde is werkzaam. Dat geldt op mondiale schaal meer dan in het Westen zelf, en in sommige landen meer dan in andere, zoals Nederland. Maar het geldt ook hier. Ook wij profiteren van de Europese landbouwpolitiek, ook wij stoten steeds meer broeikasgassen uit, ook wij sluiten zogeheten illegalen uit van basisvoorzieningen.

Om die reden, zo stelde ik in de den Uyl-lezing, zullen sociaal-democraten hun prioriteit moeten verleggen naar de onderklasse. Dat betekent niet, zoals Bos veronderstelt, dat we niet langer zouden moeten proberen om een coalitie te smeden tussen die onderklasse en een solidaire middenklasse en verlichte intellectuelen. Die coalitie bestaat niet meer en moet worden hersteld. Dat zal niet lukken als louter een beroep wordt gedaan op solidariteit als ethisch imperatief.

Eigenbelang in breed perspectief

Morele overwegingen vormen een onvoldoende krachtig uitgangspunt voor beleid. Zij moeten worden aangevuld met rationele argumenten als het verlicht eigenbelang van de middenklasse. Maar dat is iets anders dan het eigenbelang van de middenklasse bij het handhaven van de verzorgingsstaat in de nationale samenleving. In mijn lezing pleitte ik ervoor dat de sociaal-democratie de middenklasse niet koestert, maar uitdaagt door deze voor te houden dat het in haar eigen belang en in dat van hun kinderen en kleinkinderen is dat wereldwijde spanningen en geweld worden voorkomen door op grote schaal te investeren in armoedebestrijding en vermindering van ongelijkheden alsmede in het tegengaan van klimaatverslechtering, aantasting van het milieu en ecologische verstoring. Dat vereist een andere verdeling van welvaart, van de toegang tot de milieugebruiksruimte en ook van economische en politieke macht. Degenen die zich op al die terreinen beter bedeeld hebben en zich daarmee een voorsprong hebben verschaft, zullen een stap terug moeten doen.

Dat is politiek niet gemakkelijk te realiseren. Bos heeft gelijk: juist nu onze samenleving in tal van opzichten steeds diverser wordt, ligt hier de grootste uitdaging voor de sociaal-democratie. Sociaal-democratische politici moeten hun achterban confronteren met een bredere visie op het eigenbelang: een stap terug doen om anderen meer ruimte te gunnen is in uw eigen belang, ook wanneer U zich met die anderen niet zo sterk verbonden voelt, omdat zij anders zijn, of omdat zij U vrees inboezemen, of omdat zij ver weg wonen of zelfs nog niet geboren zijn. Het verlicht eigenbelang gaat verder dan gemeenschappelijke risico's delen en lotsverbondenheid verklaren met degenen met wie men in hetzelfde schuitje denkt te zitten. Het verlicht eigenbelang vereist dat men alles op alles zet om de boel bij elkaar te houden, nationaal en wereldwijd, om het voortbestaan en overleven te verzekeren voor iedereen, en ook diegenen te beschermen met wie men zich niet verwant voelt.

Bos stelt dat ik onvoldoende oog heb voor het eigenbelang van de middenklasse. Het tegendeel is waar. Maar ik pleitte in mijn lezing voor een breder begrip van dat eigenbelang. Een smalle interpretatie leidt tot het trekken van een grens tussen degenen die elkander als lotgenoten beschouwen en anderen die worden buitengesloten. Het bredere begrip noopt er toe geen grenzen te trekken, niemand buiten te sluiten, en risico's te vermijden die de samenleving in gevaar brengen. Tegen die achtergrond moet mijn pleidooi voor het gelijkheidsbegrip en tegen de omarming van het fatsoenlijk bestaan als norm worden begrepen.

Fatsoen en gelijkheid.

Het begrip fatsoen inspireert mij niet, maar dat is bijzaak. Waar het om gaat, is dat het geen eerlijk begrip is. Decency als norm voor de minimum kwaliteit van het bestaan zou moeten gelden voor iedereen op deze wereld in gelijke mate, niemand uitgezonderd, wie of waar dan ook. Om dat zo spoedig mogelijk te verwezenlijken is een ambitieus mondiaal beleid nodig, onder aanvoering van sociaal-democraten en anderen die het huidige kapitalistische bestel verwerpen, omdat het leidt tot ongelijkheid, uitbuiting, onrecht en aantasting van vrijheden -kortom, omdat het onfatsoenlijk is. Vooralsnog zie ik het tegendeel gebeuren: een sociaal-democratie die zich aanpast en heeft afgeleerd zich ongemakkelijk te voelen.

Overigens, aan.een nieuwe minimumnorm is geen behoefte. Die hebben we al in de vorm van de Rechten van de Mens, goed omschreven en vastgelegd in verdragen die de wereldwijde samenleving omspannen. Op de verwezenlijking daarvan dienen sociaal-democratische politieke partijen zich toe te leggen, in plaats van op het formuleren van een nieuwe minimumnorm. Als zodanig schiet het begrip fatsoenlijk bestaan bovendien tekort, zolang er geen inhoud aan is gegeven door iedereen die het rechtstreeks aangaat - in plaats van door degenen die behoren tot de beter bedeelden en de middenklasse. Daarom acht ik het een leeg begrip.

Bos daarentegen schrijft fatsoen een zinvolle aanvulling te achten op het gelijkheidsbegrip, omdat gelijkheid zelf een leeg begrip zou zijn. Ik begrijp die aanvulling niet, want het gelijkheidsbegrip zelf is afgezworen. Ik vind dat begrip verre van leeg. Bos verwijt hij mij onduidelijkheid over de definitie die ik hanteer. Echter, in mijn lezing betoogde ik nog steeds te staan achter het gelijkheidsbegrip zoals omschreven door de auteurs van het PvdA beginselprogramma van 1977.

Bos stelt dat de globalisering herverdeling in een open economie steeds moeilijker maakt. Dat is juist, maar herverdeling is niet de enige optie voor wie streeft naar gelijkheid. Affirmative action en een wijziging van de machtsverhoudingen zijn andere opties, zowel binnen afzonderlijke landen als in internationaal verband. Uiteindelijk gaat het om de verwezenlijking van gelijke maatschappelijke rechten voor iedereen. Dat is meer dan gelijke kansen en niet hetzelfde als gelijke uitkomsten. Gelijke uitkomsten heb ik uiteraard niet bedoeld. Toen ik in de discussie met de coreferenten sprak over sociaal-economische gelijkheid bedoelde ik geen inkomensgelijkheid, maar maatschappelijke gelijkheid. Daaronder versta ik gelijke rechten binnen de maatschappij - de nationale zowel als de internationale samenleving - op welvaart en op individuele ontplooiing. Gelijke kansen zijn onvoldoende. Kansen kunnen worden gemist vanwege ongelijke uitgangsposities of doordat capaciteiten verschillen. Die kansen en capaciteiten worden bovendien beïnvloed door ongelijke machtsverhoudingen in de maatschappij.

Sociaal-democraten streven naar verwezenlijking van gelijke rechten door ongelijke machtsverhoudingen tegen te gaan. Bos en ik zijn het met elkaar eens dat het in de politiek vooral gaat om het bestrijden van ongelijkheid. Volgens Bos - die zich beroept op Margalit - zou het daarbij kunnen blijven.Iets vergelijkbaars geldt voor de toepassing van het rechtvaardigheidbeginsel. Bos is het meer te doen om tegengaan van onrechtvaardigheid en ongelijkheid dan om het verwezenlijken van rechtvaardigheid en gelijkheid. Wanneer men voor dat laatste zou kiezen, zo stelt hij, 'ligt het al snel aan totalitarisme grenzende blauwdrukdenken van de utopist om de hoek'.

Ik heb in mijn den Uyl lezing inderdaad gepleit voor een herstel van de utopie. Dreigt daarmee totalitarisme? Lag dat om de hoek toen de SDAP en de PvdA in eerdere beginselprogramma´s wel degelijk spraken over rechtvaardigheid en gelijkheid en andere beginselen en niet alleen over het bestrijden van onrechtvaardigheid en ongelijkheid? Heeft de sociaal-democratie honderd jaar geleden dan niet definitief afgerekend met iedere eventuele totalitaire neiging? Waarom die associatie nu ineens opgevoerd?

Het bestrijden van ongelijkheid, onrecht, onvrijheid, een democratisch tekort e3n een tekort aan solidariteit vormt de kern van het dagelijkse politieke proces. De keuze van de middelen en methoden in dat proces verdraagt geen blauwdruk benadering. Echter, wie tekorten wil bestrijden heeft behoefte aan een heldere doelstelling, een gezamenlijk overeengekomen norm, inderdaad, een blauwdruk geformuleerd als beginsel: vrijheid, recht en gelijkheid.

Dat heeft niets met totalitarisme te maken. Vrees daarvoor is pas gerechtvaardigd wanneer ieder van deze begrippen afzonderlijk in absolute termen zou zijn gesteld, dan wel wanneer een daarvan, aldus geformuleerd, boven alle andere zou zijn geplaatst. Ik stelde echter de onderlinge relatie tussen de beginselen centraal, vooral die tussen vrijheid en gelijkheid. Het is mij een raadsel hoe Bos kan schrijven dat ik de spanning tussen beide beginselen zou ontkennen. Ik betoogde dat gelijkheid een noodzakelijk middel is om vrijheid voor iedereen tot stand te brengen en dat vrijheid pas volledig tot haar recht komt wanneer zij wordt ingezet om de vrijheid van alle anderen gelijkelijk te bevorderen. Daarmee is de spanning tussen vrijheid en gelijkheid niet ontkend, maar in alle scherpte neergezet. Geen van beide beginselen is absoluut. Zij normeren elkaar en dienen elkaar. Het aanbrengen van een onderlinge hiërarchie is nodig noch wenselijk. Geen gelijkheid zonder vrijheid, zo betoogde ik, en geen vrijheid zonder gelijkheid. Het is dan ook te betreuren dat in het jongste beginselprogramma van de PvdA een van beide beginselen - de gelijkheid - is geschrapt. Juist nu het kapitalistische globaliseringproces tot steeds meer ongelijkheid leidt, is er reden dit beginsel te handhaven.

Tot slot

Politieke leiders hebben tot taak instemming te verkrijgen voor hun keuzes, alsmede de macht om die te verwezenlijken. Dat is niet alleen een kwestie van politieke strategie. Het gaat ook om het uitdragen van een inspirerende visie. Leiders kunnen trachten te inspireren door hun achterban steeds meer materiele welvaart, sociale zekerheid en comfort in het vooruitzicht te stellen. Zij kunnen ook inspireren door de situatie niet mooier voor te stellen dan zij is, door de harde werkelijkheid te schetsen en de risico's die dreigen en door zich eraan te committeren alles op alles te zetten om daar verandering in aan te brengen. Zo kan de coalitie tussen de onderklasse, de middenklasse en de verlichte voorhoede worden hersteld. Hoe moeilijker de situatie is, hoe harder er met z'n allen moeten werken om die het hoofd te bieden. Zo heb ik de boodschap van Joop den Uyl begrepen.

Jan Pronk

Gepubliceerd in: Socialisme en Democratie, Jaargang 65, nummer 3, blz. 9-13 (2008)

Deze tekst is een reactie op het artikel van Wouter Bos, “Pronk, Den Uyl, de koers en de beginselen”, in: Socialisme en Democratie, Jaargang 65, nummer 1/2, blz.10-15 (2008).