‘De VN zijn ontmanteld en daarom kijken we weg van Soedan’
In: NRC, 13 oktober 2025. Interview met Koert Lindijer
Jan Pronks missionaire drang als minister van Ontwikkelingssamenwerking steekt scherp af tegen het huidige nastreven van eigenbelang. „Helaas is links Europa erg met zichzelf bezig.
Pronk nam eind 2006 afscheid als speciaal VN-gezant in Soedan. In de kantine van de missie sprak hij de VN-medewerkers voor het laatst toe.
— FOTO PETTERIK WIGGERS/HOLLANDSE HOOGTE
Jan Pronk (1940) is een buikspreker van een andere beschaving. Als minister van Ontwikkelingssamenwerking in de jaren zeventig, tachtig en negentig en als speciaal VN-gezant in Soedan vanaf 2004 liet hij zich drijven door solidariteit met slachtoffers van talrijke conflicten. Over wasbordwegen en in gammele vliegtuigjes landend op pokdalige airstrips, pendelde hij in de Hoorn van Afrika tussen guerrillastrijders en plucheplakkende staatshoofden, om voedsel te mogen afleveren en oorlogen te beslechten.
Zijn missionaire drang van toen steekt scherp af tegen het huidige politieke klimaat, waarin de internationale betrokkenheid heeft plaatsgemaakt voor cynisch nastreven van eigenbelang. Recent symbool voor dat wegkijken is de omsingeling en uithongering sinds meer dan vijfhonderd dagen van de middelgrote stad Al Fashar in Soedan, met dreigende etnische zuivering. Dit drama leidt nauwelijks tot internationale verontwaardiging, terwijl in Pronks tijd grote hulpoperaties op gang kwamen. „Een interventie ter bescherming van humanitaire konvooien naar Al Fashar kan nu niet, daar durft niemand over te spreken in het kader van de VN. Omdat die zijn ontmanteld”, vertelt Pronk via videoverbinding. Zijn boek Scheuren rond de Hoorn van Afrika verscheen vorige maand.
De wereld is verdeeld en daardoor functioneren de Verenigde Naties niet meer?
„De VN zijn zwak omdat de drie grootmachten in de wereld strijden om invloedssfeer. Dat gold niet in de jaren negentig, toen bestond er eenheid in de Veiligheidsraad. Nu hebben sommige grootmachten belang bij het voortduren van de oorlog. Ik opereerde destijds in een gunstige geopolitieke situatie, want na de val van de Berlijnse muur in 1989 hadden Oost en West geen interesse in het uitbreiden van hun politieke invloed. Daardoor konden er heel veel veranderingen in Afrika plaatsvinden. Dat is nu achter de rug. Er is een derde belangrijke machtsfactor bijgekomen: het islamitisch extremisme. En een vierde: die van Big Tech en Big Finance en Big Pharma, die regeringen en markten controleren, waardoor er in economisch opzicht nauwelijks meer door regeringen kan worden gestuurd.”
Pronk hekelt in zijn boek de leiders van zijn tijd. Ze bewezen vrede vooral lippendienst, schrijft hij: „Ontwikkeling werd vereenzelvigd met eigen profijt, het recht op bescherming gold alleen voor de eigen groep, humaniteit werd ontzegd aan tegenstanders, terwijl mensenrechten niet werden gezien als een absoluut en ondeelbaar concept maar als een exportproduct van het Westen.” Pronk schroomde niet zulke machthebbers daarop aan te spreken, ook wanneer dat als betutteling of westerse bemoeienis werd opgevat. Destijds lagen veel landen op hun knieën; vandaag zijn regimes zelfbewuster en minder ontvankelijk voor die inmenging.
Pronk in 1993 als minister van Ontwikkelingssamenwerking op werkbezoek in de Nuba Bergen in Soedan.
— FOTO PETTERIK WIGGERS/HOLLANDSE HOOGTE
U was het niet altijd eens met de westerse eisen, schrijft u. Maar toch, Afrika moest luisteren naar de eisen van de witte man. Of die nu uit Washington, Parijs, Londen of Den Haag kwam.
„Ik heb in die tijd conferenties georganiseerd over Afrika. Daar kwamen Afrikaanse leiders aan het woord die het Westen bekritiseerden, en dat was ook mijn bedoeling. In deze eeuw is het Westen daarentegen buitengewoon arrogant geworden. Nu wordt Afrika weer gezien als een wingewest. Het Westen is eigenlijk met hangende pootjes vertrokken uit Afrika, omdat we een nogal hypocriete politiek hebben gevoerd. Ook op economisch terrein. En omdat we de mensenrechten op geen enkele manier evenwichtig hebben gerespecteerd. Mensenrechten voor witte Europeanen, en niet voor Afrikanen. Dat wordt gezien in Afrika. Intussen is de invloedrijke westerse rol overgenomen door Rusland en China.”
Pronk (met zonnebril naast boom) en VN-secretaris-generaal Kofi Annan (geknield voor boom) bezoeken in juli 2004 een vluchtelingenkamp in Al Fashar in Soedan.
— FOTO PETTERIK WIGGERS/HOLLANDSE HOOGTE
Uw opvolger wilde niets weten van uw opgebouwde dossier. Toenmalig premier Wim Kok vond die betrokken manier ook maar niets. En Europese ministers zijn weinig bezig met Afrika, zegt u in uw boek. Is het zo dat links Europa weinig met Afrika op heeft?
„Helaas is links Europa heel erg met zichzelf bezig. Het gaat er nu vooral om een dam op te werpen vanuit links door goed samen te werken en sterker te worden tegen ondemocratisch rechts. Daar gaan dus al die politieke debatten over. Die zijn onder meer gericht op migratie en asiel. En op discriminatie. Dat is de cultuurstrijd van dit moment. Links was in de jaren zeventig veel meer bezig met de global south.
Geen USAID meer? Elke inwoner van de Keniaanse vissersstad Kisumu merkt de gevolgen
„Lees het partijprogramma van de Partij van de Arbeid er maar op na. Mooi programma hoor, maar alle prioriteiten hebben te maken met Nederland. Mijn grote politieke debat is altijd geweest dat als je praat over solidariteit, en dat is de kern van een sociale democratie, dan geldt dat ook voor mensen over de grens. Die zijn er vaak slechter aan toe door ons, door ons koloniale verleden. Maar ook door ons neokoloniale optreden.”
In het boek noemt u enkele ijkpunten: geen witte suprematie, minder uitstoot van broeikasgassen, minder competitie om grondstoffen en minder materiële economische groei. En minder belemmering voor vluchtelingen. Met zo’n programma kom je niet ver in de Nederlandse politiek.
„Nee, in Nederland niet. Maar ik blijf er wel voor vechten. Om een einde te maken aan post- en neokolonialisme, die een voorplan vormen voor racisme. We hebben echt een omkering nodig van internationaal beleid. Dat is ook in Nederlands en in West-Europees belang. Als we dat niet doen, dan verliezen we onze geloofwaardigheid, die we toch al bijna kwijt zijn.”