Jan Pronk

“Haal je inspiratie buiten het politieke bedrijf”

In: Nieuw Wij, online, 23 februari 2023. Interview met Anke van der Meer.

Originele artikel in Nieuw Wij (externe link)

Jan Pronk staat in zijn herenhuis in Den Haag. Het is een koude dag, maar de woonkamer is behaaglijk. “Sinds de energiecrisis stoken we alleen deze kamer en de keuken. Als ik boven op mijn werkkamer zit, pak ik me in met dekens en sjaals.” Pronk is inmiddels 82 jaar. Toch lijkt hij niet rustig aan te willen doen en daarin is hij niet de enige. Volgens het CBS blijven steeds meer 65-plussers actief op de arbeidsmarkt. Ruim 10 procent heeft een achtergrond in het openbaar bestuur. In de serie ‘Waarom blijft u doorgaan?’ onderzoekt Anke van der Meer de drijfveren van oud-politici om actief te blijven. Vandaag Jan Pronk: “Iedere avond lees ik gedichten of romans. Ik vind dat van groot belang.”

De woonkamer van de familie Pronk is gevuld met familiefoto’s, kunst en boeken. Een groot schilderij aan de muur met drie vrouwen en een duif. Non timet, heet het, vreest niet. “Het is gemaakt door een Servische schilderes,” zegt Pronk. “Ik vind het prachtig zoals zij het thema van geborgenheid zichtbaar maakt”. En dan met een armzwaai naar de boekenkast. “De meeste fotografen willen een foto voor die kast.” Een beetje afgezaagd, lijkt hij te willen zeggen. Pronk heeft zijn verhaal immers al zo vaak gedaan, hij is al zo vaak gefotografeerd, in de rol van minister van Ontwikkelingssamenwerking en van VROM, als VN-gezant en als hoogleraar.

AvdMeer_NW_JanPronk_2022_5

Jan Pronk bij het schilderij Non timet - foto van Anke van der Meer

Deze week gaf Jan Pronk bijvoorbeeld drie lezingen. Op de opmerking of dat niet wat veel is, reageert hij: “Vroeger deed ik er drie per dag.” Maar sinds zijn zware hartaanval in 2016, is het leven veranderd. Een kantelpunt, noemt hij het. Een derde van de hartcapaciteit is verdwenen. Reizen gaat niet meer, autorijden is vermoeiend, traplopen gaat moeilijk. Pronk: “Ik was niet eens zo oud, 77. Ik had nog nooit medicijnen gebruikt, was nooit ziek geweest. Van de ene op de andere seconde gebeurde het. Ze hebben mij echt voor de poorten van de dood weggehaald, die artsen.”

“Nu ben ik bezig aan een boek over de Hoorn van Afrika. Ik ben daar sinds 1973 veel geweest en heb daar gewoond als VN-gezant. Maar het schrijven kost me meer tijd dan ik had gehoopt”

Hij lag twee dagen in coma. “Toen ik inzakte, dacht ik: ‘Dit is het einde.’ Heel raar, ik verzette me niet. Na twee dagen werd ik wakker. Een zware hartaanval kan je hersenen aantasten, maar dat is bij mij niet gebeurd. Ik kon nog denken. Dat was een extra zegen.

Ik was bezig met een boek over Rwanda, toen ik die hartaanval kreeg. Liggend in het ziekenhuis heb ik beslist, dit kan ik nog, dus hier ga ik de komende jaren mee door. Dan kan ik rustig achter mijn bureau zitten en schrijven. Ik hoef niet naar bibliotheken toe, want ik heb alles zelf in huis. Ik heb een ontzettend goeie bibliotheek en een heel goed archief.”

“In het verleden heb ik essaybundels geschreven, maar ik moet eerlijk zijn, niemand leest dat.” Pronks uitgever had daarom voorgesteld om in plaats van een nieuwe essaybundel, een boek te schrijven over zijn eigen ervaringen. “Ik hou er niet van om autobiografisch te zijn. Je hebt een aantal oudere politici die plotseling over zichzelf schrijven, maar dat is niet mijn stiel. Ik heb toen beslist om te gaan schrijven over onderwerpen waar ik jarenlang intensief mee bezig ben geweest. Dat wil ik graag nog af krijgen in deze genadejaren die ik heb gekregen.”

AvdMeer_NW_JanPronk_2022_4

Jan Pronk - foto van Anke van der Meer

Na het boek over Rwanda, schreef Pronk een boek over Suriname. “Nu ben ik bezig aan een volgend boek over de Hoorn van Afrika. Ik ben daar sinds 1973 veel geweest en heb daar gewoond als VN-gezant. Maar het schrijven kost me meer tijd dan ik had gehoopt.”

Een van de redenen is dat veel mensen zich nog wenden tot Pronk, vanwege zijn kennis en ervaring. “Maar ik word alleen nog maar benaderd over het verleden. Als u weggaat komt er iemand van de radio. Het gaat over herstelbetalingen en ontwikkelingshulp aan Suriname. Dat is wel aardig, maar het frustreert me een beetje dat ik alleen nog maar word gerelateerd aan het verleden, als een bron van kennis. Ik heb ook wel wat te melden over nu en straks, begrijpt u?”

Juist daarom was het spijtig voor Pronk dat hij zijn werk als hoogleraar aan het Haagse Institute of Social Studies moest opgeven. “Nadat ik mijn politieke loopbaan had beëindigd, heb ik tien jaar lang colleges gegeven. Dat doe ik het allerliefst, want dan ben je met de jonge generatie in contact. Dat zijn twintigers, die hebben ideeën. Maar ik kan me niet meer vastleggen op een jaar lang college geven aan een klas. Je begint met een collegereeks en die werkt ergens naartoe. Toen ik wakker werd na die hartaanval, dacht ik: ‘Verrek, het is mei, het is het einde van een collegejaar en ik heb die papers nog niet na kunnen kijken van mijn studenten. Hoe moet dat nou?’”

Wat rekenschap geven is, heeft Pronk gezien bij de Amerikaanse Robert McNamara, minister van Defensie onder Kennedy ten tijde van de Vietnamoorlog

Doceren doet Pronk dus niet meer, maar zijn ideeën over de huidige tijd kan hij kwijt in lezingen. Dus als hij gevraagd wordt voor een bijeenkomst, dan voelt hij zich min of meer verplicht: “Ik heb geen kiezers en geen achterban meer, maar als politicus hoor je ja te zeggen als je wordt gevraagd. Waarom zou je niet doorgaan met rekenschap en verantwoording afleggen over het verleden? Dat is juist de lijn naar de toekomst.”

Wat rekenschap geven is, heeft Pronk gezien bij de Amerikaanse Robert McNamara, minister van Defensie onder Kennedy ten tijde van de Vietnamoorlog. “McNamara is een man waar ik een vriendschappelijke band mee had. Na zijn ministerschap is hij hoofd geworden van de Wereldbank en hield hij zich bezig met kleine boeren. Ik had veel bewondering voor hem, maar hij had natuurlijk dat Vietnamverleden. Na zijn pensioen heeft hij een boek geschreven waarin hij zich helemaal bloot gaf. Over Vietnam schreef hij: ‘We were totally wrong.’ Hij vond dat hij mensen moesten weten dat er situaties waren waarin generaals zeiden, laten we er maar een bom op gooien. We zijn echt meerdere malen op de rand van een kernoorlog geweest.”

“Voor mij,” vervolgt Pronk, “is McNamara dus niet een ouwe man die het beter weet. Het is een man die vanuit ervaring vertelt en toegeeft wat fout ging. Zo hoopt hij dat jongere generaties lessen trekken. Dat vind ik van belang voor mijzelf. Daarom kan ik niet gewoon achterover gaan leunen en niks doen en tuinieren. Ik heb óók de plicht om rekenschap te geven.”

AvdMeer_NW_JanPronk_2022_1

Jan Pronk - foto van Anke van der Meer

Zijn maatschappijvisie kreeg Pronk van twee leermeesters, zegt hij zelf, twee socialisten. De eerste was Jan Tinbergen, de grondlegger van de econometrie en de eerste Nobelprijswinnaar van Nederland. Jan Pronk kwam tijdens zijn studie economie in het team van Tinbergen te werken. De tweede leermeester was Joop den Uyl in wiens kabinet Pronk op zijn 33e aantrad als minister van Ontwikkelingssamenwerking.

Jaren later werd Pronk hoogleraar op de Den Uyl Leerstoel in Amsterdam. “Ik had bedacht om die twee jaren tussen ministerschappen in te gebruiken om zelf te studeren en daar college over te geven. Ik weet veel over de politieke en economische ontwikkelingen na 1940, maar ik wilde ook de periode van 1919 tot 1940 beter begrijpen. Het heeft mij geleerd dat je de geschiedenis moet kennen om het heden goed te begrijpen. Dat wordt in Nederland vaak vergeten.”

“Ik vind dat je je als geprivilegieerde heel bescheiden moet opstellen en maar moet accepteren dat er overmatig veel kritiek op je wordt uitgeoefend”

Pronk haalt de huidige discussie aan over slavernij en kolonialisme waarbij kennis van het verleden essentieel is. “Wij moeten in Nederland beseffen dat we het zo goed hebben omdat anderen het slecht hebben. We hebben onszelf een voorsprong verschaft over de ruggen van anderen heen. Dat is niet jouw schuld en mijn schuld, maar wij staan in die voetsporen en wij hebben daar profijt van. Dat leidt tot een zekere mate van verantwoordelijkheid. Dat gaat om herstelbetalingen misschien, of het anders vormgeven van de toekomst. Die plicht hebben wij omdat wij door onze voorgeschiedenis een machtsvoorsprong hebben gekregen waar we van mee profiteren.”

“Dat is niet een boodschap die graag wordt gehoord. Dan kom je aan de identiteit, aan zwarte Piet, aan onze westerse beschaving. Dit soort conflicten escaleren behoorlijk. Maar ik vind dat je je als geprivilegieerde heel bescheiden moet opstellen en maar moet accepteren dat er overmatig veel kritiek op je wordt uitgeoefend. Want je voorouders hebben heel veel geprofiteerd en verkeerd gedaan, dus kruip nu maar even in je schulp.”

In Pronks visie is het zaak om op meerdere fronten pas op de plaats te maken. “We moeten terug in macht, maar ook in ecologische voetafdruk, en de manier waarop we beslag leggen op energie en water.” Dat is de reden dat Pronk bewondering heeft voor Greta Thunberg. “Zij durft ergens voor te kiezen, grenzen te verleggen en out of the box te denken. Het is belangrijk dat mensen zich, zoals Greta Thunberg, richten op het heden en op de toekomst. In Nederland heb ik bewondering voor Jan Terlouw. Zijn terrein is een ander terrein dan het mijne, maar hij gaat maar door, ook al is hij tien jaar ouder dan ik. Dat wil ik dus ook graag.”

AvdMeer_NW_JanPronk_2022_2

Jan Pronk - foto van Anke van der Meer

Op de vraag waar hij trots op is, antwoordt Pronk: “Trots moet je nooit zijn, vooral niet als je tachtig bent en beseft dat je dingen voor elkaar hebt gekregen die daarna weer zijn weggesmolten. Ik heb de klimaatonderhandelingen mogen voorzitten. Daar kwam een schitterend juridisch bindend akkoord uit waar landen zich aan moesten houden voor de periode van 25 jaar. Toen kwam de conferentie van Parijs waar de afspraak werd gemaakt om op vrijwillige basis te proberen de emissies terug te dringen. Er zijn mensen, ondernemingen en steden die echt hun best doen, alleen is de optelsom niet genoeg. Daarom verwacht ik heel veel van de nieuwe, jonge generatie.”

Pronk geeft nog een voorbeeld. “Ik heb als minister de hoogte van de ontwikkelingshulp naar 1 procent gekregen, maar nota bene mijn eigen partij, waar ik nu uit ben, heeft dat in 2013 verkwanseld. Samen met het instemmen van het strafbaar stellen van illegaliteit en het ontmantelen van de sociale verzorgingsstaat, een ander sociaaldemocratisch erfgoed. Ik ben daar verontwaardigd over. Dat wat ik dus heb gepresteerd, is inmiddels weg.”

Waar Pronk wel met onverholen trots over vertelt, is zijn familie: “Mijn dochter werkt bij de Europese Centrale Bank. Mijn zoon is diplomaat. Hij is nu plaatsvervangend ambassadeur in Bagdad. Ik ben blij dat hij moeilijke posten wil hebben. Dat ze beiden in de publieke sector zitten, vind ik mooi. Ik heb niets met het bedrijfsleven. Ik kan me voorstellen dat je dat kiest, maar ben blij dat ze in de publieke sector zitten. Dat is een kwestie van verantwoordelijkheid, meedragen aan maatschappelijke, politieke en sociale processen. Ik geloof dat ze wat dat betreft wel op mij lijken.”

“Ik heb mijn kinderen nooit te veel willen sturen. Ik moest vroeger erg oppassen met mijn onderwijsmentaliteit. Als je teveel duwt, dan krijg je het tegenovergestelde effect”

De jongere generatie bestaat uit drie kleinkinderen. De oudste is net gaan studeren in Den Haag. “Ze kent de hele wereld, maar de allermooiste stad vindt ze Den Haag. Ik dacht, kom dan lekker hierboven wonen, maar ze wil zelfstandig zijn. Jammer, maar ze heeft gelijk. En gelukkig komt ze zaterdag alweer bij ons op bezoek.”

“Ik heb mijn kinderen nooit te veel willen sturen. Ik moest vroeger erg oppassen met mijn onderwijsmentaliteit. Als je teveel duwt, dan krijg je het tegenovergestelde effect. Als ik zeg, lees dat boek nou eens, dan gaan ze het niet lezen en dat begrijp ik ook wel. In ons gezin was mijn vrouw de echte spil in huis. Ik vertelde ook nooit zo gek veel wat ik allemaal in m’n werk had meegemaakt. Ik maakte een scheiding tussen werk en thuis.”

Wat betreft het bedrijfsleven, dat is voor Pronk zelf geen optie geweest na zijn jaren als minister. Hij veert op: “Never, nooit heb ik dat willen doen. Ik was heel kritisch op marktprocessen binnen kwetsbare samenlevingen, dus bij Ontwikkelingssamenwerking hield ik een heleboel dingen af en wilde ik bijvoorbeeld geen consultants. Als minister van VROM wilde het bedrijfsleven niet echt meedenken als het ging om een beter klimaatbeleid. Daar heb ik publiekelijk de nodige opmerkingen over gemaakt, dus het bedrijfsleven heeft mij nooit zien zitten. Ik werd een beetje als tegenstander gezien. Omgekeerd heb ik nooit enige behoefte gevoeld om te gaan werken als lid van een raad van advies. Kijk, een onderhandelaar ben ik wel, maar dan onderhandel je voor een land en voor mensen, niet voor een bedrijf. Dat zijn ijkpunten die ik heb gekregen van mijn leermeesters. Den Uyl vertelde dat het altijd gaat om de meest kwetsbare persoon, iemand die geen invloed heeft zelf op welk proces dan ook, die alles moet ondergaan. Dáár moet je voor willen werken.”

“Ik ben natuurlijk een beetje een na-aper, dus in navolging van Den Uyl ben ik iedere avond gedichten gaan lezen”

Een andere belangrijke les van Den Uyl was van heel andere orde: ‘Haal je inspiratie buiten het politieke bedrijf, bij de mensen waar het om gaat. Als die er niet zijn: lees gedichten.’ Pronk: “Ik ben natuurlijk een beetje een na-aper, dus in navolging van Den Uyl ben ik iedere avond gedichten gaan lezen. En nog steeds lees ik iedere avond gedichten of romans. Ik vind dat van groot belang. Ooit werd mij gevraagd om het mooiste gedicht. Toen heb ik gekozen voor een gedicht van Slauerhoff. De boodschap van dat gedicht is: Blijf doorgaan. Je hebt een doel voor ogen, en de reis daarnaartoe is belangrijker dan het doel zelf. ”