Jan Pronk

Blackwater Fever

Premièrefilm Blackwater Fever, Amsterdam, 21 Juni 2008

De film Blackwater Fever, van Cyrus Frisch, sluit aan op een van zijn vorige films, met de intrigerende titel Waarom heeft niemand mij verteld hoe erg het zou zijn in Afghanistan?

Die eerdere film ging over iemand die was teruggekeerd uit Afghanistan, getekend door het geweld dat hij daar heeft meegemaakt. Ik had er over gelezen en er naar verwezen in een toespraak vorig jaar, op Bevrijdingsdag 5 Mei, over het thema Vrijheid zonder grenzen. In die toespraak had ik het gevoel van vrijheid geplaatst tegenover een gevoel van beklemming dat veel mensen hebben: een onbestemd gevoel van onheil, dat het mis gaat in de wereld. Mensen zijn bang voor geweld, veraf en dichtbij, in Afghanistan en in Amsterdam, bang voor terrorisme zowel als voor straatgeweld. Ze zijn bang voor de gevolgen van klimaatverandering, voor zeespiegelstijging, en ook voor immigranten, voor mensen met andere culturen en een andere godsdienst. 

Aan het eind van die toespraak stelde ik: 'het' gaat niet mis. Het gaat pas mis wanneer je je tot toekijken beperkt. Over dat toekijken gaat de nieuwe film van Cyrus Frisch. 

Cyrus Frisch was kennelijk geattendeerd op mijn verwijzing naar zijn eerdere film en stuurde mij die toe. Toen ik haar zag werd ik inderdaad getroffen door het gevoel van beklemming dat hij schetste: veraf is dichtbij, het vloeit in elkaar over, de wereld om de hoek verschilt niet zoveel van de wereld ver weg. Onheil dat zich daar voordoet plant zich hier voort. Dat gebeurt niet altijd op dezelfde manier en niet in dezelfde mate. Het gebeurt misschien niet zozeer in werkelijkheid, als wel in de gedachten van mensen. Maar hoe dan ook: het plant zich voort in je hoofd. 

Daarover gaat ook de film die vandaag in première gaat: over beelden in je kop, beelden die je niet kwijt raakt. Zij gaat over het gevoel van beklemming en onheil dat zich dan aan je opdringt, een gevoel van ontreddering, dat je koortsig kan maken. 

Blackwater Fever is zwartwater koorts, een vorm van hallucinerende malaria. Ik verkeerde een tijdje in de veronderstelling dat de titel van de film anders luidde: Backwater Fever: koorts als boegwater, of, als we het woord backwater figuurlijk nemen: koorts van iemand in een staat van ontreddering. Gevoelens van onheil, beklemming en ontreddering zijn als een koorts die je niet loslaat. In die koorts zie je dingen anders dan ze zijn, uitvergroot dan wel vertekend, als door een vergrootglas of een oneffen spiegel. 

Koorts, kijken en spiegels spelen een hoofdrol in Cyrus Frisch nieuwe film. 

Luister naar de hoofdpersoon, aan het begin van de film: 

En nu spoken er allemaal beelden door mijn kop, die ik er niet uitkrijg.
Als ik naar mij zelf kijk, in de spiegel, dan zie ik een man die toekijkt hoe anderen creperen.
Ik heb het lef te kijken, maar niet om iets te doen.
Ik pak niet de telefoon om de politie te bellen.
Ik schuif niet het raam omhoog om te schreeuwen.
Als ik in de spiegel kijk, dan zie ik een moordenaar.

 Toen ik de film zag, begreep ik dat die niet zomaar ging over iemand die toekijkt. Ik begreep: die film gaat niet over iemand anders, maar over mijzelf. Twee reizigers, Roeland Fernhout en Ellen ten Damme, maken een lange rit in een auto. Hun reis wordt zo verbeeld, dat ik geleidelijk de auto wordt ingezogen. Ik ben tot medepassagier gemaakt, heel dicht op de huid van de anderen. Het werd een heel andere rit dan ik zo vaak zag gefilmd. Ik keek niet naar een film, maar zat in de film. Dat is beklemmend.

Een van beide reizigers kijkt al rijdend vanuit de auto om zich heen. Dan slaat de koorts toe. Zijn gevoel van ontreddering neemt hand over hand toe. De beklemming stijgt, wanneer je naar onheil kijkt en merkt dat het vlakbij is, ook al lijkt het ver weg. Je ervaart een afstand, omdat je het raam niet openschuift, maar het is dichtbij.

Je kunt op twee manieren naar onheil kijken.

Je kunt kijken vanuit een comfortabele positie, rijdend in een auto, zelf bepalend of je er snel langs scheurt of het stapvoets passeert, kijkend van een afstand, zonder iets in te leveren van je eigen comfort.

Maar dan merk je dat het je toch raakt, dat je comfort toch wordt aangetast, dat je de beelden niet kwijtraakt, ook al vormen ze het backwater, het boegwater dat je achter je laat wanneer je doorvaart. Wanneer het backwater verandert in blackwater, slaat de koorts toe. Die koorts kan vele vormen aannemen: beklemming, ontreddering, schaamte, schuldgevoel. 

Het kan je er toe brengen anders te gaan kijken. Je kunt de spiegel, waar je doorheen kijkt en die de werkelijkheid vertekent, opzij leggen of kapot slaan. Je kunt de auto stilzetten en eruit stappen. Je kunt rondlopen en ruiken, aanraken, contact leggen, praten, je stem verheffen, protesteren, schreeuwen, je handen uit de mouwen steken, iets doen. 

Het is misschien niet veel, maar, zo lijkt Cyrus Frisch ons te willen zeggen, dan raak je de koorts kwijt. 

In de film gaat de reis van Amerika naar Afrika. Het begin deed me denken aan Hitchcock's North by North West. We starten in het Noorden, en wel in het comfortabele Westen daarvan. Aan het einde komen we terecht in het Zuiden: South by North West. We kijken met onze Westerse ogen vanuit het Noorden naar het Zuiden. In de film is het daar niet veel meer dan zand, naaktheid en dood hout, het ultieme onheil. Maar Frisch laat ons zien dat dit einde niet vereenzelvigd mag worden met de dood. Er is altijd ergens nieuw leven. Dat doet je beseffen dat het de moeite waard is om uit te stappen, je stem te verheffen en te doen wat je hand vindt om te doen. 

 

Jan Pronk