Hoop op vrede
Preek van de leek, Remonstrantse Kerk, Oosterbeek, 25 mei 2025
Wordt het ooit vrede? Het is een vraag van alle tijden, de tijden van het Oude Testament, die van eeuwen geleden binnen Europa, en die rond de beide Wereldoorlogen. Daarna werd de vraag minder uitdrukkelijk gesteld, omdat mensen in Europa zich veilig voelden, maar aan de randen van Europa en op andere continenten was oorlogsgeweld aan de orde van de dag. Voor veel mensen op deze wereld is oorlog normaal en vrede een uitzondering.
In de laatste jaren komt oorlog ook in Europa steeds dichterbij. We zien de verschrikkelijke beelden van verwoesting, dood en verderf in Oekraïne en in Gaza. Komt dat ooit nog goed?
Waarschijnlijk niet, zeggen sommigen. Er zullen altijd machthebbers zijn die gedreven worden door willekeur of belang hebben bij geweld en al blunderend hun land een oorlog in doen struikelen. Anderen wijzen op het wereldsysteem: het kapitalisme kan niet zonder oorlog, geopolitieke belangen zijn per definitie altijd met elkaar in strijd, we plunderen de aarde zo grondig dat alles schaars wordt - vruchtbare grond, water, grondstoffen, voedsel, de atmosfeer - waardoor het onvermijdelijk wordt dat landen oorlog voeren om toegang te hebben tot wat nog rest. Alles hangt met alles samen: klimaat crisis, biodiversiteitsverlies, teloorgang van de natuur, onderdrukking, armoede, ongelijkheid, discriminatie, schending van mensenrechten, verzet, vluchtelingen stromen, geweld. Een nieuwe wereldoorlog kan gemakkelijk uitbreken en als dat eenmaal het geval is weerhoudt niets de mensheid ervan massavernietigingswapens in te zetten die door de ontwikkeling van de technologieën veel zwaarder zijn dan in Hiroshima, zeggen deskundigen. We lopen als lemmingen de afgrond in. We richten onszelf te gronde.
Tussen hoop en vrees
Ik vrees dat we dat scenario serieus moeten nemen, maar ik hoop op een uitweg. En ik merk in discussies, bijvoorbeeld met studenten, dat vele mensen leven tussen hoop en vrees, in 2025 meer dan een jaar of dertig geleden.
Jonge mensen zeggen me wanhopig te zijn omdat hun zorgen niet worden gedeeld door politieke leiders die alleen denken op korte termijn en aan hun eigen belang. Zij zijn boos over het wegkijken door de regering van de doden in Gaza. Zij bekritiseren topmanagers in het bedrijfsleven en de financiële wereld, die louter denken in termen van winst en groei, ongeacht het klimaat. Zij zijn bang dat degenen die aan de touwtjes trekken van de technologische ontwikkeling geen oog hebben voor de risico’s van kunstmatige intelligentie en nieuwe kernwapens.
Oudere mensen die ik ontmoet, bijvoorbeeld in bijeenkomsten over politiek of over internationale verhoudingen, delen de zorgen van de jongeren, maar leggen de accenten vaak iets anders. Iets minder vrees, iets meer hoop. Zij hebben levenservaring, maakten vooruitgang mee en zagen dat alles vaak toch nog goed afliep. Waarom zou dat in de toekomst anders zijn? Als het erg moeilijk is, dan is er altijd toch nog hoop?
In die gespreken wordt nogal eens een gedicht geciteerd van de Amerikaanse dichteres uit de negentiende eeuw, Emily Dickenson. Het is een gedicht over de hoop: Hope is the thing with feathers (Hoop is dat ding met veertjes). Het is een prachtig gedicht. Ik lees het u voor in de Nederlandse vertaling van Ans Bouter
Hoop is dat ding met veertjes
Dat neerstrijkt in de ziel
En wijsjes zonder woorden zingt
En nooit valt hij er stil
Hoe hard de wind ook waaien zal
Hoe hevig ook de storm
Hij die zovelen warmte biedt
Dat vogeltje houdt vol
Het klonk zelfs in het koudste land
En in het verste oord
Toch vroeg het mij in grote nood
Nog nooit om kruimels brood
Het gedicht spreekt veel mensen aan. Mij ook, maar ik aarzel. De hoop wordt hier gepresenteerd als iets dat naar je toekomt. Je hoeft alleen maar te wachten tot het bij je neerstrijkt. En dan blijkt het een ding met veertjes, vederlicht, teer en ijl. Bovendien, het vraagt niets van je, helemaal niets, zelfs geen kruimel.
Ik zie hoop als iets heel anders. IJle hoop wordt ijdele hoop wanneer je je ertoe beperkt stil af te wachten of de zaken zich toch nog, tegen beter weten in, ten goede zullen keren, of er toch nog vrede komt. Nee, hoop komt niet naar je toe. Je hebt de hoop in eigen hand. Hoop vraagt namelijk wel degelijk iets van je: niet stil zitten wachten, maar de handen uit de mouwen steken. Hoop is maakbaar. Dat geldt ook voor hoop op vrede.
Lopen op de weg naar vrede
Dat is geen passage uit een zelfhulp boek. Integendeel, je kunt voorbeelden vinden in de geschiedenis, bijvoorbeeld de mars op Washington geleid door Martin Luther King: I Have A Dream. Blacks, African Americans en witte mensen die zich met hen solidair verklaarden, droomden, hoopten en gingen lopen om hun droom te realiseren. Ik lees ook voorbeelden in het Oude Testament.
In Egypte werden de Israëlieten geknecht. Zij droomden van een eigen land, stonden op tegen hun onderdrukkers, maakten zich op voor een lange en barre tocht door de woestijn, in de hoop op bevrijding. Ze geloofden dat het kon.
Aangekomen in dat nieuwe land leek Jericho voor hen onneembaar. Zij liepen er zeven dagen lang omheen, in de hoop dat de stad zou vallen. Na die zeven dagen stortte de muur ineen. Ze geloofden de boodschap die zij hadden gekregen.
Jaren later werd het volk van Israël bedreigd door de Filistijnen. Zij vreesden de zwaargewapende kampvechter Goliath, maar de jonge David stond tegen hem op met een slinger en een paar stenen, liep hem tegemoet en versloeg hem met een enkele worp. David hoopte op de overwinning, geloofde in zijn opdracht en wist dat hij zou slagen.
Tot driemaal toe: hoop op vrijheid en vrede, geloof in een opdracht, vertrouwen op een goed resultaat en actie om dat waar te maken.
Afgelopen zondag waren de treinen naar Den Haag vol en rood gekleurd. Honderdduizend mensen liepen van het Malieveld naar het Vredespaleis om te protesteren tegen de bombardementen door het huidige Israël op Gaza en de blokkade van de hulp. Alom klonk de oproep: trek een rode lijn! Meer dan vijftigduizend doden – genoeg is genoeg.
Tot volharding verplicht
Hoop en loop. Sta op en kom in het geweer, ook wanneer vrede ver weg lijkt, zoals in Gaza. Juist wanneer vrede ver weg lijkt. Hoop, geloof en vertrouw dat vrede mogelijk is, ook wanneer, zoals Paulus schreef in zijn brief aan de Romeinen, “het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die over ons geopenbaard zal worden”. Dat is de heerlijkheid van de vrede, beschreven door Jesaja in het andere Schriftgedeelte dat vandaag werd gelezen: de wolf die verkeert bij het schaap; het kind dat zijn hand uitstrekt naar de adder en niet wordt gebeten; geen kwaad, geen verderf. Dat kan en zal eens gebeuren, profeteert Jesaja. Vertrouw er maar op. En zolang dat nog niet het geval is, schrijft Paulus, wanneer “de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is”, is het een kwestie van hopen en verwachten met volharding, ook wanneer je het nog niet ziet. En dan volgt een prachtig aforisme: “Hoop, die gezien wordt, is geen hoop, want hoe zal men hopen op hetgeen men ziet? Indien wij echter hopen op hetgeen wij niet zien, verwachten we het met volharding”.
Die boodschap van volharding ligt ook besloten in de tweede strofe van het gedicht van Emily Dickenson:
Hoe hard de wind ook waaien zal
Hoe hevig ook de storm
(…)
Dat vogeltje houdt vol
Volharden in de hoop, dat betekent: jij bent de hoop. Je kunt zelf iets doen om de vrede dichterbij te brengen. Niet stil afwachten, maar actief verwachten. Vergeet niet: je bent niet alleen, maar je loopt samen met anderen op weg naar vrede en bevrijding. En soms ben je onderweg degene op wie anderen, die het erg moeilijk hebben, hun hoop gevestigd hebben. Zoals de man die in handen van rovers was gevallen, halfdood lag langs de kant van de weg en hoopte dat voorbijgangers zich zijn lot zouden aantrekken. Men liep hem voorbij, totdat een Samaritaan stopte, zich over hem ontfermde, naar een herberg bracht en hem verzorgde. De barmhartige Samaritaan belichaamde de hoop van zijn naaste.
Wij kiezen onze naaste niet, maar de naaste kiest ons. De naaste biedt ons een keuzemogelijkheid: het hoofd afwenden, opzij kijken, doorlopen en de hoop verloochenen, of stil staan en de hoop realiseren van mensen die een beroep op ons doen.
Dat is niet altijd gemakkelijk. Een jaar of dertig geleden, midden in een vreselijke en langdurige burgeroorlog in Soedan, bezocht ik een vluchtelingenkamp om te kijken wat voor noodhulp we konden geven. Ik kende vele kampen, maar hier was de situatie desolaat. Er waren geen tenten, de mensen huisden in wrakkige, van takken en bladeren opgetrokken eigen maaksels. De honger stond op het lijf geschreven. Kinderen waren zwaar ondervoed. Er was een gebrek aan medicijnen. Water was ver weg. Een uitgemergelde vrouw strompelde naar me toe en wilde me iets geven. Het was een kind, niet ouder dan een paar weken. De moeder was wanhopig, keek me doordringend aan, klampte zich aan ons vast en smeekte dat we het kind zouden meenemen en redden. Ze zette haar wanhoop om in hoop, niet op redding van haar zelf, maar van haar kind.
Natuurlijk konden we het kind niet meenemen. Een van de hulpverleners in het kamp was bereid zich over beiden te ontfermen. Maar ik voelde me schuldig. Ik was als goed gevoede witte man uit het buitenland gekomen om te kijken hoe we het beste hulp konden geven, maar zou een paar uur later weer vertrekken. Wij belichaamden haar hoop en die van de andere vluchtelingen in het kamp, maar konden die niet ter plekke inlossen. We konden alleen beloven dat we na terugkeer in ons eigen land ervoor zouden zorgen dat er meer hulp kwam. Of zij die belofte geloofden wisten we niet. Ze waren al zo lang in de steek gelaten.
De ogen van de vrouw zijn mij altijd bijgebleven. Het was alsof ze me de opdracht gaf haar, haar kind en de andere vluchtelingen nooit te vergeten. Ik heb dat altijd als een plicht gevoeld. Niet: eigen volk eerst. Maar: vluchtelingen eerst. Als - in de woorden van Paulus in zijn Romeinenbrief - “de ganse schepping in barensnood” verkeert, zijn vluchtelingen degenen die het meest van allen lijden.
Hoop verplicht. Verplicht om op te staan. Verplicht om antwoord te geven op een beroep dat een naaste op je doet. Verplicht om partij te kiezen, niet voor de ene en tegen de andere machthebber, bijvoorbeeld Netanyahu of Hamas, maar partij kiezen voor de slachtoffers.
Vrede dichterbij brengen
Hopen op vrede betekent dat we ons laten inspireren door Evangelische waarden, door beginselen die besloten liggen in het Charter van de Rechten van de Mens, door overwegingen van recht en humaniteit. Hopen op vrede betekent dat we, om opnieuw Paulus te citeren, oog hebben voor “het lijden van de tegenwoordige tijd” en niet wegkijken. Het betekent dat we inzien dat wij zelf onze hoop zijn, dat we opstaan tegen oorlog, onderdrukking, etnische zuivering en genocide, dat we gaan lopen en stappen zetten op de weg naar vrede.
Die weg is steil en moeilijk begaanbaar. Onderweg ontmoeten we tegenkanting en belemmering. Het einddoel is ver weg. Volmaakte vrede, zoals beschreven in de poëtische bewoordingen van Jesaja, zullen wij zelf niet meer meemaken. Maar we hebben de plicht, al hopend en verder lopend, tenminste iets te doen om die vrede een beetje dichterbij te brengen. Dat zijn we aan onszelf verplicht en aan onze naasten, aan onze kinderen en kleinkinderen en alle kinderen die nog niet geboren zijn. We zijn dat verplicht aan de schepping zelf, want die moet, aldus de brief aan de Romeinen, bevrijd worden “van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid”.
Dat is een prachtige omschrijving van vrede: vrede als bevrijding van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid van de aarde. Alles wat tot oorlog leidt maakt onze aarde nog meer vergankelijk. Die vergankelijkheid ombuigen is een opdracht, een plicht. Zij die ervanuit gaan dat oorlog onvermijdelijk is, omdat het wereldsysteem nu eenmaal zo is ingericht, of omdat er altijd machthebbers zullen zijn die het kwade willen, achten die opdracht onvervulbaar. Individuen die hopen op vrede zouden die machten immers niet kunnen ontmantelen. Maar wie zo denkt en het opgeeft zich te verzetten heeft geen gelijk. Oorlog en geweld worden niet alleen bepaald door machten en systemen. Ze worden gevoed door woorden, gedachten, opvattingen, ideeën en ideologieën. Die kunnen worden weerlegd en tegengesproken.
De eerste stappen die we zetten als we gaan lopen op de weg naar vrede zijn misschien aarzelend. Ze hoeven ook niet groot te zijn, maar ze zijn wel cruciaal. Het gaat erom vanzelfsprekendheden te bevragen. Bevraag de zogenaamde vanzelfsprekendheid van het eigen gelijk, de vanzelfsprekendheid waarmee we ons eigen land en onze eigen cultuur verheven achten boven andere, het vijanddenken, het verabsoluteren van de eigen veiligheid ten koste van die van anderen, de dienstbaarheid van de economie aan de vergankelijkheid van de aarde, de ingebakken neiging tot discrimineren en wegkijken.
Zoals Remco Campert dichtte:
Verzet begint niet met grote woorden
maar met kleine daden
(…)
jezelf een vraag stellen
daarmee begint het verzet
en dan die vraag aan een ander stellen
En, zou ik daaraan willen toevoegen: geen genoegen nemen met het eerste het beste antwoord, maar een nieuwe vraag stellen en nog een, doorvragen, met volharding. Hoop is maakbaar.
Jan Pronk
Preek van de leek, Remonstrantse kerk, Oosterbeek, 25 mei 2025
Jesaja 11: 1-10 & Romeinen 8: 18-25