Westerse arrogantie
Het Westen is arrogant. Het gedraagt zich superieur en hooghartig wanneer het anderen een keuze opdringt. Een keuze tussen goed en kwaad, naar Westerse maatstaven: “wie niet voor ons kiest is tegen ons en is ‘evil’ ”. Het is een betwistbare manier van leiding geven. Wie meent dat met de aanslag op het WTC niet alleen de Verenigde Staten zijn aangevallen, maar de beschaving, doet er goed aan die beschaving niet alleen te verdedigen, maar haar ook te versterken, haar kwaliteit uit te dragen, haar aantrekkingskracht te vergroten. Is beschaving niet veeleer gediend bij nuance dan bij zwart-wit, meer met analyse, discussie en overtuiging dan met polarisatie en keuzedwang? Zijn beschaving en leiderschap niet meer gebaat bij zelfreflectie, twijfel en dialoog dan met zelfverheffing en verkettering?
Het leiderschap na 11 september zal er op gericht moeten zijn de fanatici in deze wereld te ontwapenen zonder de twijfelaars van zich te vervreemden. Vastberaden en omzichtig.
Dat is het niet altijd geweest. De tegenaanval op El Qaeda en de Taliban was ‘gericht en proportioneel’, maar de ‘collateral damage’ was omvangrijk. Daarover en over het aantal burgerslachtoffers in Afghanistan is onvoldoende openheid betracht. Er is bovendien selectief omgegaan met verkeerde regimes: regimes die mensenrechten onderdrukken, doch zoals in Centraal Azie een geopolitiek strategische positie innemen en de strijd tegen het terrorisme ondersteunen - en die misbruiken door hun binnenlandse dissidenten in een moeite door ook maar als terroristen te bestempelen - zijn met de fluwelen handschoen aangepakt, terwijl andere op een harde bejegening konden rekenen. India en Pakistan werden opgeroepen de strijd om Kashmir te staken. Terecht, maar niet omdat dit conflict, zoals werd beargumenteerd, de aandacht zou afleiden van de strijd tegen Bin Laden. Zo’n verabsolutering van een nieuw gevaar komt arrogant over in een regio die een veelvoud aan slachtoffers van terroristische wandaden heeft gekend.
Arrogantie, gebrek aan nuancering en relativering, onvoldoende historisch besef en inzicht in achtergronden van conflicten zijn gedurende het afgelopen jaar kenmerkend geweest voor het Amerikaanse leiderschap. De arrogantie van de retoriek, door Flora Lewis, de dit jaar overleden eminence grise onder de politieke commentatoren in Amerika, ‘kinderlijk’ genoemd, ‘the language of make-belief’, de taal van de sport of van een campagne voor een nieuwe film. “Let us step back and think! Wait a moment.”, luidde de oproep in een van haar laatste artikelen kort voor zij stierf. 9).
Waartoe die bezinning noopt is aangegeven door de Secretaris Generaal van de Verenigde Naties. Haat, fanatisme en geweld en de kwalen van deze tijd (twist, achterlijkheid, aantasting van het milieu, armoede, ziekte en AIDS), zo schreef Kofi Annan, bedreigen iedereen. Binnen de huidige geglobaliseerde maatschappij kunnen daartegen geen barrieres meer worden opgeworpen. Een antwoord kan alleen bestaan in het scheppen van een sterkere, mildere, rechtvaardiger en oprechter internationale gemeenschap, zonder religieuze en raciale grenzen. Dat vereist, zo voegde hij daaraan toe, een visie op een duurzame, democratische, vreedzame wereldsamenleving, waarin de mensheid als ondeelbaar wordt gezien. En die visie zal moeten uitgaan van de waardigheid en de onschendbaarheid van alle menselijk leven, ongeacht afkomst, ras of religie. 10) 11)..
Die visie tot werkelijkheid brengen vereist leiderschap, in woorden en daden. De gelegenheid daartoe was aanwezig op de zojuist gehouden Wereldtopconferentie over Duurzame Ontwikkeling. De top bood bij uitstek de kans om, vlak voor de herdenking van de 11e September, te tonen dat er oprecht gewerkt wordt aan een wereldsamenleving waarin een veilige plaats is verzekerd voor iedereen, zonder enig onderscheid. Een veilige plek, een veilig thuis, veilig werk, toegang tot hulpbronnen en basisvoorzieningen nodig om voor iedereen een veilig en zinvol bestaan te verzekeren. Dat dit niet op stel en sprong kan, begrijpt iedereen, maar een reeel perspectief daarop, in een redelijke spanne tijds te verwezenlijken, daartoe hadden wereldleiders zich moeten committeren.
Die kans is gemist. President Bush, de wereldleider in de strijd tegen het terrorisme was niet gekomen. Het wereldnieuws die week werd gedomineerd door deliberaties in Washington over een eventuele preventieve aanval op Irak. De wereld is in de ban van een mogelijke nieuwe Golfoorlog, zonder dat veel inzicht is geboden in de werkelijke aard van de dreiging vanuit Irak, zonder veel informatie omtrent een band tussen dat regime en het El Qaeda netwerk, zonder de garantie dat Amerika als wereldleider besluitvorming vanuit de multilaterale orde der Verenigde Naties tot uitgangspunt zal willen nemen. Vanuit Washington dreigt het politieke veiligheidssysteem van de Verenigde Naties te worden uitgehold; in Johannesburg kreeg het sociale veiligheidssysteem geen kans. De twee denkwerelden, die van de veiligheid en die van de duurzaamheid, naderden elkaar niet. Ook zij staan nog steeds apart.
De Amerikaanse Alleingang is reden tot zorg. De Verenigde Staten lijken onder president Bush te opteren voor een multilateralisme a la carte. Een oplossing van het Israelisch-Palestijnse conflict zou een geweldige positieve uitstraling hebben naar de wereld als geheel, maar van de zijde van Amerika wordt hierover reeds maanden niets vernomen. De Verenigde Staten uiten terecht grote zorg omtrent de beschikbaarheid van massavernietigingswapens in Irak, maar lijken de reacties in de Arabische en de Islamitische wereld op een mogelijk eenzijdig Amerikaans optreden behoorlijk te onderschatten. Toch ligt het voor de hand dat dergelijke reacties de voedingsbodem van het virus van het terrorisme aanzienlijk zouden versterken.
Hoe kan deze houding van de Verenigde Staten worden verklaard? Door een onvoldoende inlevingsvermogen in de drijfveren van anderen? Geopolitiek? Het militair-industieel complex, waar Eisenhower reeds tegen waarschuwde? Is het een onbeheersbaar proces geworden, ‘blundering into disaster’ zoals McNamara, zijn eigen fouten niet verbloemend, de Amerikaanse politiek rond Vietnam omschreef? Of toch de arrogantie van de macht, zoals eerder door Fulbright aan de kaak gesteld? Vijf mogelijke verklaringen, overigens geenszins uniek voor de Amerikaanse buitenlandse politiek. Elk ervan heeft bij tijd en wijle ook de Europese buitenlandse politiek parten gespeeld.
Hoe staat het met het Europese leiderschap? Europese leiders beseffen drommels goed dat een zwak Amerika de Europese kwetsbaarheid vergroot. Maar dat besef had wel eens eerder omgezet mogen worden in daadwerkelijke initiatieven. Een minder halfslachtige houding ten opzichte van de landen die gaan toetreden tot de Europese Unie, een versnelling van de Europese politieke eenwording, een vredesinitiatief in het Midden Oosten, een actief beleid om ook elders crises te beheersen (Soedan, Congo), veel meer steun aan vluchtelingen in de regio, tijdige voedselhulp bij dreigende hongersnood zoals thans in Zuidelijk Afrika, een aanzienlijke verhoging van de ontwikkelingshulp en een dienovereenkomstige verlaging van de handelsbelemmeringen ten opzichte van de Derde Wereld, het zou de Europese leiders niet hebben misstaan in een gezamenlijk offensief voor duurzaamheid en veiligheid. In Johannesburg werden ook door Europa mooie woorden gesproken maar geen verplichtingen aangegaan.
Het leiderschap na 11 september zal er op gericht moeten zijn de fanatici in deze wereld te ontwapenen zonder de twijfelaars van zich te vervreemden. Vastberaden en omzichtig.
Dat is het niet altijd geweest. De tegenaanval op El Qaeda en de Taliban was ‘gericht en proportioneel’, maar de ‘collateral damage’ was omvangrijk. Daarover en over het aantal burgerslachtoffers in Afghanistan is onvoldoende openheid betracht. Er is bovendien selectief omgegaan met verkeerde regimes: regimes die mensenrechten onderdrukken, doch zoals in Centraal Azie een geopolitiek strategische positie innemen en de strijd tegen het terrorisme ondersteunen - en die misbruiken door hun binnenlandse dissidenten in een moeite door ook maar als terroristen te bestempelen - zijn met de fluwelen handschoen aangepakt, terwijl andere op een harde bejegening konden rekenen. India en Pakistan werden opgeroepen de strijd om Kashmir te staken. Terecht, maar niet omdat dit conflict, zoals werd beargumenteerd, de aandacht zou afleiden van de strijd tegen Bin Laden. Zo’n verabsolutering van een nieuw gevaar komt arrogant over in een regio die een veelvoud aan slachtoffers van terroristische wandaden heeft gekend.
Arrogantie, gebrek aan nuancering en relativering, onvoldoende historisch besef en inzicht in achtergronden van conflicten zijn gedurende het afgelopen jaar kenmerkend geweest voor het Amerikaanse leiderschap. De arrogantie van de retoriek, door Flora Lewis, de dit jaar overleden eminence grise onder de politieke commentatoren in Amerika, ‘kinderlijk’ genoemd, ‘the language of make-belief’, de taal van de sport of van een campagne voor een nieuwe film. “Let us step back and think! Wait a moment.”, luidde de oproep in een van haar laatste artikelen kort voor zij stierf. 9).
Waartoe die bezinning noopt is aangegeven door de Secretaris Generaal van de Verenigde Naties. Haat, fanatisme en geweld en de kwalen van deze tijd (twist, achterlijkheid, aantasting van het milieu, armoede, ziekte en AIDS), zo schreef Kofi Annan, bedreigen iedereen. Binnen de huidige geglobaliseerde maatschappij kunnen daartegen geen barrieres meer worden opgeworpen. Een antwoord kan alleen bestaan in het scheppen van een sterkere, mildere, rechtvaardiger en oprechter internationale gemeenschap, zonder religieuze en raciale grenzen. Dat vereist, zo voegde hij daaraan toe, een visie op een duurzame, democratische, vreedzame wereldsamenleving, waarin de mensheid als ondeelbaar wordt gezien. En die visie zal moeten uitgaan van de waardigheid en de onschendbaarheid van alle menselijk leven, ongeacht afkomst, ras of religie. 10) 11)..
Die visie tot werkelijkheid brengen vereist leiderschap, in woorden en daden. De gelegenheid daartoe was aanwezig op de zojuist gehouden Wereldtopconferentie over Duurzame Ontwikkeling. De top bood bij uitstek de kans om, vlak voor de herdenking van de 11e September, te tonen dat er oprecht gewerkt wordt aan een wereldsamenleving waarin een veilige plaats is verzekerd voor iedereen, zonder enig onderscheid. Een veilige plek, een veilig thuis, veilig werk, toegang tot hulpbronnen en basisvoorzieningen nodig om voor iedereen een veilig en zinvol bestaan te verzekeren. Dat dit niet op stel en sprong kan, begrijpt iedereen, maar een reeel perspectief daarop, in een redelijke spanne tijds te verwezenlijken, daartoe hadden wereldleiders zich moeten committeren.
Die kans is gemist. President Bush, de wereldleider in de strijd tegen het terrorisme was niet gekomen. Het wereldnieuws die week werd gedomineerd door deliberaties in Washington over een eventuele preventieve aanval op Irak. De wereld is in de ban van een mogelijke nieuwe Golfoorlog, zonder dat veel inzicht is geboden in de werkelijke aard van de dreiging vanuit Irak, zonder veel informatie omtrent een band tussen dat regime en het El Qaeda netwerk, zonder de garantie dat Amerika als wereldleider besluitvorming vanuit de multilaterale orde der Verenigde Naties tot uitgangspunt zal willen nemen. Vanuit Washington dreigt het politieke veiligheidssysteem van de Verenigde Naties te worden uitgehold; in Johannesburg kreeg het sociale veiligheidssysteem geen kans. De twee denkwerelden, die van de veiligheid en die van de duurzaamheid, naderden elkaar niet. Ook zij staan nog steeds apart.
De Amerikaanse Alleingang is reden tot zorg. De Verenigde Staten lijken onder president Bush te opteren voor een multilateralisme a la carte. Een oplossing van het Israelisch-Palestijnse conflict zou een geweldige positieve uitstraling hebben naar de wereld als geheel, maar van de zijde van Amerika wordt hierover reeds maanden niets vernomen. De Verenigde Staten uiten terecht grote zorg omtrent de beschikbaarheid van massavernietigingswapens in Irak, maar lijken de reacties in de Arabische en de Islamitische wereld op een mogelijk eenzijdig Amerikaans optreden behoorlijk te onderschatten. Toch ligt het voor de hand dat dergelijke reacties de voedingsbodem van het virus van het terrorisme aanzienlijk zouden versterken.
Hoe kan deze houding van de Verenigde Staten worden verklaard? Door een onvoldoende inlevingsvermogen in de drijfveren van anderen? Geopolitiek? Het militair-industieel complex, waar Eisenhower reeds tegen waarschuwde? Is het een onbeheersbaar proces geworden, ‘blundering into disaster’ zoals McNamara, zijn eigen fouten niet verbloemend, de Amerikaanse politiek rond Vietnam omschreef? Of toch de arrogantie van de macht, zoals eerder door Fulbright aan de kaak gesteld? Vijf mogelijke verklaringen, overigens geenszins uniek voor de Amerikaanse buitenlandse politiek. Elk ervan heeft bij tijd en wijle ook de Europese buitenlandse politiek parten gespeeld.
Hoe staat het met het Europese leiderschap? Europese leiders beseffen drommels goed dat een zwak Amerika de Europese kwetsbaarheid vergroot. Maar dat besef had wel eens eerder omgezet mogen worden in daadwerkelijke initiatieven. Een minder halfslachtige houding ten opzichte van de landen die gaan toetreden tot de Europese Unie, een versnelling van de Europese politieke eenwording, een vredesinitiatief in het Midden Oosten, een actief beleid om ook elders crises te beheersen (Soedan, Congo), veel meer steun aan vluchtelingen in de regio, tijdige voedselhulp bij dreigende hongersnood zoals thans in Zuidelijk Afrika, een aanzienlijke verhoging van de ontwikkelingshulp en een dienovereenkomstige verlaging van de handelsbelemmeringen ten opzichte van de Derde Wereld, het zou de Europese leiders niet hebben misstaan in een gezamenlijk offensief voor duurzaamheid en veiligheid. In Johannesburg werden ook door Europa mooie woorden gesproken maar geen verplichtingen aangegaan.