Michel van Hulten, in memoriam
Eindhoven, 6 december 2025
Michel van Hulten
Nog maar een maand geleden zagen we elkaar voor de laatste keer: de overgebleven leden van het kabinet den Uyl. We komen ieder jaar een keer samen en debatteren over politiek. Dan beginnen we waar we het vorig jaar eindigden. Michel was er altijd. Het groepje werd steeds kleiner. Een voor een vielen collega’s af door ziekte of overlijden. Maar Michel, de oudste van ons, liet nooit verstek gaan. Hij bracht zijn opvattingen met verve naar voren, ook als hij met de anderen van mening verschilde, zoals drie jaar geleden toen het gesprek ging over Oekraïne en hij vond dat we te afstandelijk waren. Hij sprak en las nog steeds Pools, kende de regio en hield contact met de mensen uit de tijd dat hij er werkte aan zijn proefschrift.
Dat was lang geleden. Michel had zich als sociaalgeograaf ontwikkeld tot planoloog, maar zat niet in een ivoren toren. Juist planologen en sociaalgeografen moeten proberen zo dicht mogelijk bij de politiek te komen, want anders komt er van mooie ideeën niets terecht. Hij koos voor de PPR. Of liever gezegd: samen met Erik Jurgens richtte hij die partij op, want, zo vond hij, binnen de KVP was er geen ruimte voor vernieuwing en progressieve ideeën. Zo werd hij indirect een van de oprichters van de latere fusiepartij Groen Links.
Kort daarna werden we collega’s in het kabinet Den Uyl, tot op vandaag het meest linkse kabinet ooit. Michel genoot. Hij kon zijn kennis inbrengen als staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en zijn ideeën in praktijk brengen. Dat was niet makkelijk, want als minister van Verkeer en Waterstaat was Tjerk Westerterp zijn tegenpool. Westerterp hevelde onderwerpen waar hij zelf weinig zin in had over naar het takenpakket van zijn staatssecretaris. Het was een allegaartje. Ze beloofden elkaar niet in de weg te lopen en beiden hielden zich daaraan. Wat dat betreft was Westerterp loyaal, zei Michel, maar ook venijnig, want de minister had hem toegevoegd: ‘Als je politiek in moeilijkheden komt, steek ik geen vinger uit om je bij te staan, laat staan te redden’.
Moeilijkheden haalde Michel zich inderdaad op de hals. Hij hield geen blad voor de mond, bepleitte een halvering van de luchtvaart en handhaving van de autoloze zondag om de oliecrisis het hoofd te bieden. Hij ging de strijd aan om de invoering van de tachograaf in vrachtauto’s, om een eerlijker vrachtverdeling in de binnenvaart en om overplaatsing van ambtenaren van de PPT naar Groningen bij de spreiding van Rijksdiensten. Binnenskamers liet hij er geen misverstand over bestaan dat de Oosterschelde open moest blijven, maar daarover kwam hij in het kabinet niet aan het woord. Dat viel onder Westerterp. Want ook Michel was loyaal, maar hij wist dat de andere PPR-bewindslieden geen krimp zouden geven.
Hij was strijdvaardig, verloor soms, maakte zich bij schippers, vrachtwagenchauffeurs, ambtenaren en KVP’ers niet geliefd, maar hij streed met open vizier en had vaak succes.
Michel was een Nederlandse sociaalgeograaf die over de grens keek en maatschappelijke belangen vooropstelde. Jaren later, toen ik minister van VROM was geworden, schreef hij me dat ik me in een debat terecht had afgezet tegen de stelling van de VVD dat mobiliteit een mensenrecht is. ‘Volstrekt niet’, aldus Michel, ‘in de maatschappij gaat het niet om mobiliteit, maar om bereikbaarheid. Alle mensen hebben het recht bereikbaar te zijn, zodat zij niet worden buitengesloten en met elkaar kunnen communiceren’.
Die inzet toonde hij ook toen hij zich na de eeuwwisseling ging toeleggen op de strijd tegen corruptie, voor goed bestuur en eerlijke politiek. Hij was niet bang op andermans tenen te staan en noemde man en paard.
Dat was het vervolg van zijn werk in de jaren negentig voor de Global Coalition for Africa. Die coalitie was gevormd op verzoek van Afrikaanse landen die na het einde van de Koude Oorlog kozen voor goed beleid en goed bestuur. Ik was covoorzitter, samen met McNamara en President Masire van Botswana. Michel had Afrika-ervaring opgedaan binnen UNDP en als Resident Representative in Burkina Faso. Ik vroeg hem mij op BZ te komen helpen om het werk van de Global Coalition in goede banen te leiden. Daar heeft Michel uitstekend werk verricht. Soms moesten we hem afremmen, want ook in die functie stond hij gauw op andermans tenen, zowel van ambtenaren in Den Haag als van Afrikaanse diplomaten. Maar ik ben hem altijd dankbaar geweest voor zijn niet aflatende inzet. In die tijd zijn we vrienden geworden.
Ook na de eeuwwisseling, toen we allebei een andere kant waren opgegaan, hielden we contact. Eerst sporadisch, later frequent. Dat was niet zo moeilijk, want hoe ouder Michel werd hoe meer hij gefocust was op het onderhouden van zijn contacten. Van geen enkele oud-collega heb ik zoveel en zo uitgebreide e-mails ontvangen. Aanvankelijk ging het vooral over politiek, later ook over zijn eigen welvaren. Hij hield ons op de hoogte hoe het ging met Els en de kinderen, vertelde dat hij na het overlijden van zijn Els, die hij op handen droeg, niet alleen zijn verjaardag vierde, maar ook de halve jaren. Hij weidde uit over waar hij ging wonen en waarom hij meer dan eens verhuisde. Hij wilde niet ergens in alle rust zijn dagen slijten, maar in contact zijn met buren en jongere generaties. Hij gaf precieze aanwijzingen hoe we moesten reizen om bij hem langs te komen en hoe hij zou reizen, met rollator en al, om bijeenkomsten bij te wonen. Ook voor zichzelf claimde hij een mensenrecht op bereikbaarheid. Hij bleef de planner die zijn tijd, zijn werk en zijn contacten tot in de puntjes ordende.
Michel vertelde dat iemand tegen hem had gezegd: ‘Als je moeite hebt met het ouder worden moet je jong doodgaan’. ‘Van beide heb ik geen last’, had Michel geantwoord, ‘Ik vind het nog steeds leuk een tijdje door te gaan’. Dat deed hij dan ook, scherp en vitaal als altijd. ‘Want’, zo schreef hij, ‘alles wat nu nog gegeven is, is een zegen’.
Maar die zegen kwam niet zonder last en pijn. ‘Je hebt het ongeluk gehad te lang door te leven’, had de dokter gezegd. ‘Je bent vergeten om op tijd te overlijden’. ‘Ik kon die observatie wel waarderen’, zei Michel tijdens onze laatste ontmoeting. ‘Het was volstrekt eerlijk en het is nu finaal’. Hij maakte er verder weinig woorden aan vuil en ging over tot de orde van de dag: de kansen van GroenLinks/PvdA in de kabinetsformatie.
Ik herinner me een bijeenkomst in de jaren zeventig van diezelfde bewindslieden van de PvdA, D’66 en de PPR in het kabinet Den Uyl. We waren met ons tweeëntwintigen (tegen toen nog maar zeven) en spraken een beetje in mineur over de moeilijkheden na de oliecrisis om de sociaaleconomische beloften aan de kiezers te in te lossen. ‘Daar gaat het niet om’ zei Michel, ‘mobiliseer op grond van onze waarden: eerlijk delen van inkomen kennis en macht, eerlijk bestuur, eerlijk regeren, solidariteit met de ontrechten overzee. Spreek niet alleen burgers daarop aan, maar vooral machthebbers, politici en managers in het bedrijfsleven’.
Inderdaad, het ging en gaat nog steeds om waarden, in Nederland, Polen en Afrika. Die waarden bleef Michel altijd trouw.
Jan Pronk
Afscheid Michel van Hulten (1930-2025)
Eindhoven, Het Ketelhuis, 6 december 2025