Jan Pronk

Oorlog en geweld zijn mensenwerk. Vrede en vrijheid ook.

Toespraak Dodenherdenking, Duindorp, Scheveningen, 4 mei 2015

Vandaag, op 4 mei, herdenken we de oorlogsdoden: de gevallenen in de strijd en zij die de dood zijn ingejaagd; gesneuvelde militairen in de meidagen van 1940, slachtoffers van de Holocaust, mensen die hun leven lieten in het verzet, en vele anderen, die door de bezetter zijn omgebracht. We herdenken nog steeds, lang na het einde van de Tweede Wereldoorlog en door heel Nederland heen: in Amsterdam en Rotterdam, op de Waalsdorpervlakte, in de Achterhoek, in Scheveningen en in Duindorp. Jonge mensen en schoolkinderen, vele jaren na de oorlog geboren, voegen zich in de rijen van hen die een moment stilte betrachten uit respect voor de doden en voor de offers, toen gebracht.

Ik ben een kind van voor de oorlog. Ik werd geboren een week of zes voordat de Duitsers ons land binnenvielen en ik was nog maar net vijf jaar toen wij werden bevrijd. Ik heb veel verhalen gehoord van mijn ouders. Ons gezin woonde in Scheveningen, maar dat werd Sperrgebiet en negen van de tien inwoners van Scheveningen werden gedwongen te evacueren. Tienduizenden, waaronder alle inwoners van Duindorp. De meesten gingen naar de Achterhoek, ook mijn opa en oma uit de Katwijkstraat, en ook bijna iedereen uit Duindorp. Mijn vader was onderwijzer aan een school uit Scheveningen die in een ander gebouw werd gehuisvest. Daarom kwam ons gezin terecht in Den Haag. Hij liep dagelijks een paar uur heen en weer naar school. Soms moest hij onderduiken. Mijn moeder ging tijdens de laatste Oorlogswinter op hongertocht langs boeren in de provincie. Het was zwaar, maar we zijn de oorlog doorgekomen.

Dat gold niet voor iedereen. Niet iedereen kwam na de evacuatie terug. Niet alle onderduikers hebben het gered. De Joodse bevolking, ook die van Scheveningen, is in de concentratiekampen omgebracht. Ook mensen die in Scheveningen mochten blijven hebben het niet allemaal overleefd. De V2 raketten die de Duitsers in het Spergebied Scheveningen hadden opgesteld, en de bommenwerpers van de geallieerden die deze raketten probeerden uit te schakelen, maakten vele slachtoffers. Aan de Westduinweg, hier vlakbij, kwam bij een voltreffer de hele familie van de tante van mijn vrouw, die ook uit Scheveningen komt, in één klap om: een vader, zijn zoon en twee kleine kinderen. Voor die tante is het na de oorlog altijd vier mei gebleven. Voor haar werd het nooit feest op vijf mei.

Ik heb een paar persoonlijk herinneringen aan de oorlog, vooral aan het laatste jaar: de Hongerwinter. Ik koester ze, omdat het mijn eigen herinneringen zijn, naast de verhalen van mijn ouders. Ik herinner me dat ik er als kind op uit werd gestuurd om een boterham te bemachtigen. En ik heb een razzia gezien: Duitse soldaten met geweren die jonge mannen wegplukten uit de rij mensen die voedsel kwamen halen uit de gaarkeuken. Ik stond met mijn moeder in die rij. Ik begreep niet wat er gebeurde, maar ik zag dat mannen probeerden weg te duiken, maar dat was tevergeefs: ze werden opgepakt en weggevoerd. Ik zag angst. Het was de eerste keer dat ik besefte dat grote, volwassen mensen, tegen wie ik opkeek als kind, bang konden zijn voor andere grote mensen.

Dat was de oorlog: honger, evacuatie, vervolging, gevangenschap, angst en machteloosheid. Dat waren in die jaren de gevoelens van de meeste mensen uit Scheveningen en Duindorp.

Als oorlogskind begreep ik niet veel, maar kinderen voelen aan wanneer volwassenen treurig zijn of bang, dan wel opgelucht en gelukkig. Ik had vliegtuigen boven Den Haag gezien die voedselpakketten afwierpen. Ik had van een Canadese soldaat bij ons in de straat een stukje chocola gekregen. Ik had meegelopen in een feestelijke optocht met lampions. Maar ik heb mijn eerste echte geluksgevoel als kind pas ervaren toen ik, een maand of twee na de bevrijding, bij mijn vader achterop de fiets naar Scheveningen reed, over de Scheveningse weg. De zon scheen uitbundig door het bladerdak heen. Mijn vader was vrolijk, er was niets meer om bang voor te zijn. We waren vrij.

Op het monument hier op het Tesselseplein staat gebeiteld: ‘Bezetting. Evacuatie. Terugkeer’. De kunstenaar heeft het beeldend uitgedrukt. Evacuatie: machteloosheid, het hoofd gebogen. Terugkeer: hoop, het hoofd geheven, bevrijd, vol verwachting uitkijkend naar een nieuwe toekomst.

Die nieuwe toekomst komt niet vanzelf. De toekomst wordt door mensen gemaakt, door onszelf. Mensen hebben oorlog gemaakt, en geweld gepleegd. Dat doen mensen nog steeds. Kijk maar naar wat er gebeurt vlak over de grenzen van Europa, in Syrië en op de Middellandse Zee. Oorlog en geweld zijn mensenwerk, altijd weer. Dat was zo in de jaren ‘40/‘45. Dat is het ook vandaag. Maar vrede en vrijheid, ook dat is mensenwerk, telkens opnieuw.

Dat werk zijn we verplicht aan de mensen die we vandaag herdenken: hoop en verwachting waarmaken, vrede en vrijheid betrachten. Dat zijn we ook verplicht aan mensen die vandaag de dag nog steeds worden gediscrimineerd en vervolgd, omdat zij Jood zijn, of Christen, of Moslim, of homo, zigeuner, zwart, vreemdeling, vluchteling, of gewoon: ‘anders’.

Na de oorlog kwam de vrede. Na de bezetting zijn we bevrijd. Na de evacuatie keerden we terug. Dat geluk moeten we delen met anderen, en doorgeven aan de komende generatie, telkens weer.

Jan Pronk

Dodenherdenking.
Duindorp, 4 mei 2015