Jan Pronk

Schrijven op marmer; lezen met hoofd en hart

Amsterdam, 5 Oktober 2007

Toespraak gehouden op 5 oktober 2007 in het Verzetsmuseum in Amsterdam, ter gelegenheid van het verschijnen van het boek van Dick de Zeeuw, in gesprek met Petra Pronk: Schrijven op marmer. Lessen uit Dora
 
Dick de Zeeuw heeft mij gevraagd het eerste exemplaar van zijn boek Schrijven op marmer: lessen uit Dora in ontvangst te nemen. Hij zei me mij te hebben uitgekozen omdat hij de boodschap die in zijn boek is vervat graag wilde doorgeven aan iemand die behoort tot een jongere politieke generatie. Ik val inderdaad in die categorie, maar Dick is 83 jaar oud en ik ben al 67. Hoewel ik probeer politiek actief te blijven, officieel ben ik gepensioneerd. Daarom ben ik blij dat ik straks een exemplaar van het boek mag doorgeven aan Mariko Peters, een echte vertegenwoordiger van de jongere politieke generatie. Beschouw mij dus slechts als tussenpersoon.
 
Ik ken Dick vooral uit de jaren zeventig en de jaren negentig. Ik ken hem uit de politiek, ontmoete hem toen hij voorzitter was van de KVP, een partijvoorzitter die ervoor durfde uit te komen zich tegelijkertijd ook verwant te voelen met de PvdA. Ik ken hem uit die tijd als een progressief politicus, die zich open opstelde en zich verheugde in de mogelijkheid van een nieuwe doorbraak in de politieke verhoudingen in ons land. Hij trad eigener beweging opzij toen die doorbraak stokte en er iets anders voor in de plaats kwam, het CDA. Hij voelde zich niet meer thuis en begon iets nieuws.
 
Daarna vonden onze contacten vooral plaats in het kader van de ontwikkelingssamenwerking. Dick was een autoriteit geworden op het terrein van voedsel, landbouw en milieu. Ik kwam hem regelmatig tegen in de tijd dat ik Minister was. We werkten ondermeer samen bij de stimulering van het internationaal agrarisch onderzoek en bij de internationale milieu effect rapportage. Ik waardeerde hem als iemand die was doorgebroken vanuit een beperkt landbouw denken, waarin het vooral aankwam op de bevordering van het Nederlandse belang, naar een visie op de internationale voedselvoorziening, gericht op duurzaamheid en de vermindering van de armoede in de wereld.
 
Door het lezen van dit boek heb ik Dick de Zeeuw voor de derde keer leren kennen. Ik ben daardoor zijn inzet en zijn keuzes in de jaren zeventig en negentig beter gaan begrijpen.
 
Ik vind het moeilijk op zijn boek te reageren. Ik heb niet meegemaakt wat Dick heeft meegemaakt in de oorlog, de ontmenselijking en de naamloosheid die hem in de concentratie kampen Buchenwald en Dora overkwam. Ik heb niet ervaren wat Dick heeft ervaren toen, zoals hij schrijft, het verbijsterende besef tot hem doordrong: “Kennelijk besta ik voor hen niet meer. … Je mocht vooral geen zwakte tonen, geen betrokkenheid, anders viel je op en dat zou je dood betekenen. Dus leverde je een voortdurende strijd met jezelf om niet boos te worden, je verdriet te tonen, geen uiting te geven aan je wil om iemand te zijn… Het was allemaal heel vlak, een soort nihilisme”. [p. 26/7]
 
Ik heb een beschermde jeugd gehad tijdens de oorlog, hoefde niet zoals hij, te vechten om te overleven. Later heb ik in mijn werk ellende, dood en ontmenselijking gezien. Ik werd er onweerstaanbaar naar toe getrokken, heb getracht geen toeschouwer te zijn, maar iets te doen en een beetje te helpen. Maar ik was zelf geen slachtoffer, ik heb niet geleden. Ik heb nooit de overlevingsdrift gevoeld die hem voortdreef: “Niet alleen de wil, maar ook de zekerheid dat ik hier niet aan onderdoor zou gaan. Niet stilstaan bij wat er om je heen gebeurde. De situatie accepteren zoals die was, niet achterom kijken, maar de blik op morgen richten.”[p. 26]
 
Kan iemand die zelf niet heeft geleden, niet heeft hoeven vechten, niet de ervaring heeft gehad dat hij in de ogen van anderen niet langer bestaat, iets leren uit het verhaal van Dick de Zeeuw? Wat kan ik er mee?
 
Bijna alles wat Dick schrijft in het derde deel van zijn boek, dat gaat over werken aan een betere wereld, deel ik. Wat hij betoogt over macht, democratie, vluchtelingen en milieu klinkt - zeker in deze tijd van polarisatie, uitsluiting, marktdenken, consumptiedwang en survival of the fittest - progressief, open, links. Nergens neigt hij naar extreme standpunten. Maar overal is hij consequent. Dat is de eerste les die ik trek: als zelfs Dick dat allemaal zo vindt, dan moet het toch echt zo zijn!
 
Er is ook een tweede les. Het boek heeft mij beschaamd. Er spreekt geen enkele bitterheid uit. Er is geen enkele notie van haat of revanche. Dat leert mij niet naar het verleden te kijken, maar naar de toekomst. Dick gebruikt de ervaringen uit het verleden niet om met dat verleden af te rekenen, maar om de toekomst beter onder ogen te zien.
 
Ik wens me beschaamd af, beseffend dat ik pessimisme niet altijd van mij af kan schudden en dat ik meer dan eens wrok toegang geef tot mijn denken en handelen.
 
Maar ook hier geldt, als iemand die zoveel heeft doorstaan dat kan, dan heb ik geen recht om wrok te koesteren of pessimist te zijn. Dat is de tweede les.
 
Een derde les ontleen ik aan wat Dick schrijft over het kwaad. Het kwaad is niet eenmalig. Het zit in ons. Het maakt onlosmakelijk deel uit van ons systeem. Ik citeer: De meeste mensen zien de concentratiekampen van de nazi’s als een uitwas, een gruwelijke aberratie van de normale maatschappij. Dat is een ernstige misvatting. Wat in de concentratielampen is gebeurd, was geen uniek, eenmalig kwaad. Wij maken dat er graag van, omdat het bedreigend is om er op een andere manier over te denken”. [p. 79]
 
Dus: wees niet naïef. Blijf alert. Zie de dreiging onder ogen. Voorkom dat die dreiging opnieuw werkelijkheid wordt.
 
Hoe? Dat is de vierde les uit het boek: “(Je) moet het kwaad wel als kwaad durven benoemen, dat is essentieel. Je moet allen wel een onderscheid kunnen maken tussen het systeem en de mens in dat systeem” (… ) Als je dat beseft ben je minder geneigd om een oordeel te vellen over die mensen. Je kunt mensen wel veroordelen op hun individuele keuzes, maar dan vanuit het besef van de omstandigheden waarbinnen zij die keuzes hebben gemaakt. En daarna zal je met zijn allen verder moeten” [p. 154/5]
 
Dick heeft die les ook voor zich zelf getrokken, als systeem denker, als politicus, betrokken bij de vormgeving van de rechtsstaat. In het gesprek met Petra Pronk zegt hij op een gegeven moment: “Het inzicht in de duistere kanten van de mens heeft voor mij dus ook iets positiefs opgeleverd. (…)  Ik heb altijd met de sterke overtuiging geleefd dat het kwaad ingedamd moet worden door de samenleving zo in te richten dat mensen geholpen worden door het goede te kiezen in plaats van het kwade. (…) Dat is iets waar je voortdurend aan moet werken, wat nooit af is”. [p. 155/6]
 
Uit dat gesprek concludeert Petra Pronk zelf: “Met volledige erkenning van de neiging van de mens het kwade te doen, blijft hij toch geloven in diens vermogen het goede te kiezen, en daarom heeft hij zijn leven lang gewerkt aan het ontwikkelen van structuren die de laatste keuze vergemakkelijken” [p. 12].
 
Hoe kun je dat het beste doen? Dat is een opdracht voor ieder mens afzonderlijk en voor de politiek.
 
Voor ieder mens afzonderlijk geldt – dat is les vijf uit het boek – dat hij of zij er zelf moet zijn, zelf verantwoordelijkheid moet nemen en zich niet mag verschuilen, ook niet achter (zijn) God. Dat religieuze, of zo men wil theologische, inzicht verwoordt Dick met een verwijzing naar de telkens weer opduikende vraag ‘Waar was God in Auschwitz?’  Het enig mogelijke antwoord daarop, indringend verwoord en verbeeld in het boek en de film Sophie’s Choice, is een wedervraag ‘waar was de mens?’ Dat antwoord, zegt Dick, is mij uit het hart gegrepen. Je moet de verantwoordelijkheid leggen waar die thuishoort en niet verwachten dat God ingrijpt bij misstanden die door mensen gecreëerd zijn. (…) Ik weet dat God tegen me zegt: ‘Aan de slag jij, want jij zult het waar moeten maken op aarde.’ (…) De weg van God loopt via de mens: Hij heeft onze handen nodig om iets voor elkaar te krijgen.” [90/1] Een eindje verderopin het gesprekformuleert hij het nog sterker: “Wij hebben God niet nodig. Hij heeft ons nodig.” [p. 92] om dan te vervolgen: “Het is niet zoals in dat liedje: Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw’.”[p. 92]
 
Hier ligt het uitgangspunt voor politiek handelen, een oproep, zo men wil. Verwacht niet dat God het doet. Verwacht niet dat het vanzelf nieuw wordt. Nee, dat moet je zelf doen. Je hebt de opdracht het nieuw te maken.
 
Voor Dick de Zeeuw zijn geloof en politiek sterk verweven. Dat vloeit logischerwijs voort uit wat hij zegt over de wederzijdse verwachting die God en de mens van elkaar hebben en over de opdracht die de mens gekregen heeft en zich zelf herhaaldelijk opnieuw heeft te geven.
 
Politiek begint met het trekken consequenties uit je ervaringen. De brug tussen die oude ervaring en het nieuwe handelen wordt gevormd door het herdenken, maar dan ‘her’denken in de letterlijke zin van het woord: de vraag stellen “hoe het kon gebeuren en, nog belangrijker: wat kun jij eraan doen op de plek waar je gesteld bent, in de politiek, in je werk, in e vrijwilligersfunctie of in je gezin, om te voorkomen dat het opnieuw gebeurt?”. [75] Een dergelijke vorm van herdenken zou er toe moeten leiden, zegt Dick de Zeeuw, “dat mensen zich bewust worden en blijven van hun verantwoordelijkheid om verhalen van machthebbers niet te slikken voor zoete koek” p. 76].
 
Dat alles leidt tot een definitie van politiek die niet alleen onderschreven kan worden door degenen die, zoal Dick de Zeeuw, zich geïnspireerd achten door een religieus besef omtrent de goddelijke opdracht aan de mens, maar ook door anderen, die daar niets mee hebben:
 
“Politiek actief zijn betekende voor mij: recht doen aan mensen, zorgen dat er geen scheiding komt in heersers en onderdanen, zorgen dat iedereen kan deelnemen aan het proces van besluitvorming. En daarnaast: mensen bewustmaken dat ze zelf een bijdrage moeten leveren”. [p. 52]
 
Een dergelijke definitie van politiek heeft algemene geldingskracht. Iedereen, al dan niet uit een persoonlijke ervaring van het kwade, die ervaring ‘her’denkend samen met anderen, in het besef dat mensen goede en kwade neigingen hebben, draagt een mede verantwoordelijkheid voor het functioneren van systemen die er toe dienen de kwade neigingen in te tomen en de goede de ruimte te geven. Dat is de ratio en de kern van politiek bedrijven: slik de verhalen van machthebbers niet voor zoete koek, blijf alert op het signaleren van de eerste verschijnselen van streven naar macht, kom in actie, stel het aan de orde, durf het te benoemen en te bestrijden. 
 
Ook die laatste oproep is een parafrase van een deel van het betoog van Dick de Zeeuw.
Ik heb geprobeerd in deze toespraak vooral hem zelf aan het woord te laten. Voordat we antwoorden, moeten we luisteren. Ik heb mij voorgenomen de lessen, opgetekend in Schrijven op marmer goed tot me door te laten dringen.
 
Beste Dick,
Hartelijk dank dat je er in hebt toegestemd je verhaal te doen optekenen, dat je het hebt laten schrijven in marmer. Schrijf de slechte dingen die je zijn aangedaan in het zand, maar schrijf de goede dingen die je overkomen zijn op marmer, zo luidt het Arabische spreekwoord dat de titel van je boek verklaart. Wat in het zand is geschreven is inmiddels verwaaid en weggewist. De slechte dingen die je zijn aangedaan heb je in goede dingen vertaald. Die zijn het waard in marmer opgetekend te worden. Maar ze moeten daarin niet verstillen. Daarom hoop ik dat de lezers van je boek je verhaal ook optekenen in het eigen hoofd en hart.
 
 
 
 
Jan Pronk
 
 
 
De pagina nummers bij de citaten verwijzen naar het bovengenoemde boek. Het is verschenen in 2007 bij Uitgeverij Ten Have.