Jan Pronk

Srebrenica: het boek is niet gesloten

Toespraak herdenking genocide Srebrenica, Den Haag, 11 juli 2010

Vijftien jaar geleden viel Srebrenica en werden negenduizend mensen vermoord. Vijftien jaren vol verdriet; vijftien jaren van schaamte. De bevolking van Srebrenica was bescherming beloofd, maar die werd niet geboden. We kwamen de toezegging niet na. Talloze redenen zijn genoemd, talloze rechtvaardigingen zijn aangevoerd, maar het waren uitvluchten. Zij klonken de overlevenden en nabestaanden hol in de oren. Het leidde bij hen tot boosheid en wrok. In Nederland leidde het tot wroeging en verdringing. Maar pogingen om te verdringen, en de neiging die in ons land bestaat om wat gebeurd is achter ons te laten en te vergeten, zijn niet aanvaardbaar. Dat kan ook niet, want Srebrenica is geen geschiedenis. Voor velen is het de werkelijkheid van vandaag: voor hen die hun dierbaren pas jaren later hebben kunnen begraven, voor al diegenen die hun dierbaren nog steeds niet hebben teruggevonden, voor een ieder die vreest voor herhaling – want dat is in de huidige verhoudingen niet uitgesloten – en voor al die mensen die geconfronteerd worden met steeds weer herhaalde ontkenningen van verantwoordelijkheid.

Ontkenning.

Ontkenning vindt nog steeds plaats. We waren er de afgelopen weken weer getuige van toen het Nederlandse Ministerie van Defensie een publicatie verbood, die gewijd zou zijn aan de val van Srebrenica. Publicatie zou het aanzien van de Nederlandse krijgsmacht schaden en slecht van pas komen in de huidige politieke situatie in Nederland. Gelukkig heeft minister van Middelkoop hier afstand van genomen, maar het enkele feit dat deze oekaze kon worden gegeven, toont aan dat sommige autoriteiten in Nederland er nog steeds hebben niets van hebben begrepen. Stilzwijgen en negeren, en dat van bovenaf afdwingen, dat brengt schade toe. Schade aan overlevenden en nabestaanden die wederom te verstaan wordt gegeven, dat zij in de ogen van velen in ons land eigenlijk niet bestaan. Schade aan militairen van Dutchbat, die zelf ook het gevoel hebben in de steek gelaten te zijn en het gesprek zoeken. Schade aan Nederland, dat na de oorlogen in Indonesië en Irak internationaal toch al bekend staat als een land waarin het moeilijk is rekenschap af te leggen.

Het boek Srebrenica mag niet worden gesloten. Het is niet gesloten, zolang de overlevenden en de nabestaanden geen antwoord hebben gekregen op de vraag wat er is gebeurd, hoe het kon gebeuren en wie daarvoor verantwoordelijk waren. Misschien worden die vragen nooit tot ieders volle tevredenheid gegeven, maar het is niet aan Nederlanders om te bepalen of de herhaaldelijk gestelde vragen legitiem zijn. Het definitieve antwoord is zeker niet gegeven door het NIOD rapport. En pogingen om een eind te maken aan de discussie, wekken de indruk dat er iets te verbergen valt.

Vele doden zijn nog niet gevonden. Tal van vrouwen, moeders en dochters verkeren nog steeds in onzekerheid over het lot van hun geliefden. We mogen niet rusten voordat aan die onzekerheid een eind is gekomen. Daarom is het van het grootste belang dat de herdenkingen in Potocari en Den Haag op dezelfde dag plaatsvinden. Dat moet zo blijven. Het Europese parlement heeft alle landen van de Europese Unie gevraagd de 11e juli uit te roepen tot dag van herdenking. Aan die oproep is nog geen algemeen gevolg gegeven, maar in Belgrado heeft het parlement van Servië spijt betuigd voor de massamoord in Srebrenica. Het Servische parlement heeft de term genocide niet gebruikt, maar we mogen dankbaar zijn dat een aantal parlementariërs in Belgrado de politieke moed heeft opgebracht het initiatief tot een dergelijke uitspraak te nemen.

Erkenning

Het besef dat er een recht bestaat op het stellen van vragen en het krijgen van niet ontwijkende antwoorden neemt toe. Inderdaad, de discussie gaat door, ook in ons land. In een galerie in den Haag zijn foto's tentoongesteld van Dutchbatters die in Srebrenica hebben gediend. Een aantal Dutchbatters is de afgelopen jaren naar Srebrenica gereisd omdat zij behoefte hebben aan dialoog. Dit jaar is een groep Dutchbatters aanwezig in Potocari, waar hedenmiddag opnieuw bijna achthonderd omgebrachte mannen en jongens worden herbegraven. In het verzetsmuseum in Amsterdam is een fototentoonstelling geopend van herdenkingen en massabegrafenissen in Srebrenica-Potocari Er zullen uitspraken moeten worden gedaan in processen tegen de Verenigde Naties, tegen de Staat der Nederlanden en tegen personen - uitgezonden door Nederland en in dienst van de VN - die in Bosnië waren om protectie te bieden. Die processen zijn aanhangig gemaakt door overlevenden en nabestaanden. Zij werden de afgelopen jaren van het kastje naar de muur gestuurd. Formeel juridische argumenten voerden de boventoon, maar de moeders van Srebrenica, en de andere overlevenden en nabestaanden, is daarmee tot op heden geen recht gedaan. Want recht begint met waarheidsvinding en erkenning.

De belangrijkste erkenning is, dat er genocide heeft plaatsgevonden. Het waren Bosnische Serviers onder leiding van Mladic, die de genocide hebben gepleegd, opzettelijk, bewust, gruwelijk. Maar er moet meer worden erkend dan dat: de internationale gemeenschap, inclusief Nederland, heeft de bevolking van Srebrenica niet tegen die genocide beschermd. Er was geen lotsverbondenheid. De mannen en jongens van Srebrenica zijn uiteindelijk aan hun lot overgelaten. In laatste instantie is Mladic geen strobreed in de weg gelegd. Als politicus, destijds medebetrokken, voel ik wroeging en schaamte.

Recht

Het Joegoslavië tribunaal heeft vorige maand zeven personen tot zware straffen veroordeeld. Twee van hen, de oorlogsmisdadigers Beara en Popovic, kregen levenslang. Dat is in het licht van de massamoord duizenden mannen en jongens geen genoegdoening, maar het is in ieder geval erkenning, zeker omdat het rechterlijke vonnis de ondubbelzinnige uitspraak bevat, dat er inderdaad genocide heeft plaatsgevonden. Andere uitspraken zullen moeten volgen. De belangrijkste betreffen de processen tegen Karadzic en Mladic. Dat Karadzic terecht staat – eindelijk – stemt tot voldoening, maar dat Mladic nog steeds niet is opgespoord geeft te denken. Het is onvoorstelbaar dat iemand die gezocht wordt op last van het Joegoslavië tribunaal vijftien jaar na het plegen van de genocide nog steeds niet is gevonden. Overlevenden en nabestaanden vragen zich af wat daar achter zit. Zijn er krachten en machten, zowel in Servië als daarbuiten, die er belang bij hebben dat Mladic niet gevonden wordt? Zolang Mladic niet terecht staat, blijft de twijfel knagen: valt er toch iets te verbergen?

Onzekerheid gaat gepaard met vrees. Er heerst angst voor degenen die niet willen dat de waarheid boven tafel komt. Die angst is legitiem. De veiligheid van mensen die zich inzetten voor co-existentie, democratie, mensenrechten, en de bestraffing van oorlogsmisdaden is op vele plekken op de Balkan nog lang niet verzekerd. Er is vrede gesloten, maar die vrede is kwetsbaar. De oorlog is voorbij, maar de wonden zijn vers.

Ik ben blij dat Minister Verhagen zowel in Brussel als in Belgrado hard aan de bel getrokken heeft en heeft geëist dat Mladic wordt gearresteerd. Nederland moet aan die eis blijven vasthouden. Verhagen heeft getoond niet te willen vergeten. Dat siert hem en de regering waarvan hij deel heeft uitgemaakt, net als mevrouw Albayrak die – veel te laat, maar toch …  – asiel heeft verleend aan overlevenden die in Nederland een toevlucht hebben gezocht. Dat nabestaanden van de slachtoffers uit Srebrenica de rest van hun leven juist in Nederland willen wonen, is iets waarvoor Nederlanders dankbaar mogen zijn.

Waarheidsvinding, erkenning en recht zijn niet genoeg. Het gaat ook om waakzaamheid. We zullen waakzaam moeten zijn om te voorkomen dat Bosnië alsnog uiteenvalt. Bosnië dient één te blijven, een en dezelfde natie voor Bosniaks, Kroaten en Serviërs. Daar ging het om en daar gaat het nog steeds om. Waakzaamheid is geboden ten opzichte van hernieuwd oplevend nationalisme en het streven naar een groot Servië, inclusief een van Bosnië afgescheiden Serpska. Daar ligt een taak voor zowel de Verenigde Naties als voor Europa. Het gaat om de juiste signalen: de afschaffing van de visumplicht niet alleen voor inwoners van Servië, maar ook van Bosnië; een reëel uitzicht voor Bosnië op het lidmaatschap van de Europese Unie, en de voortzetting van de internationale aanwezigheid in Bosnië, totdat vrede en recht daar gewaarborgd zijn.

Vandaag herdenken wij. We kijken terug en vooruit. We kijken terug met droefheid en schaamte. We kijken vooruit met hoop, vanuit het besef dat de waarheid gevonden zal worden en dat recht zal worden gedaan. Srebrenica mag niet vergeten worden. Srebrenica zal niet vergeten worden.

Jan Pronk 

Toespraak Srebrenica herdenking,
Den Haag
11 juli 2010